- Ja, jongen; ik win dan wel zoo veel niet; maar het is regtvaardiger. Ik kan het ook niet in ongelukkige ondernemingen verliezen; want ik moet nooit in entreprise werken.
- Ho, dat is onmogelijk!
- Wel zeker!... Mevrouw Luchtervelde bezorgt mij zulke klanten; altemaal menschen van den ouden eed. Jammer maar dat als die zullen gestorven zijn ik slecht zal weten waar er van hunne soort te vinden.
- 't Is te hopen dat de vooruitgang in het werkmanstroopen niet zal blijven voortgaan, - zuchtte Felix; - maar, nu geene treurige gedachten, eh Mietje?
Doch de baas had intusschen eene kanne uitzet voor den dag gehaald en:
- Gauw, gauw, vrouwtje lief! - riep hij, - kaas en boterhammen; want Felix houdt daar van! In tijd en wijle wacht hij naar het middagmaal, eh jongen?... Op uw gezondheid!
- En de uwe!... Maar, hoe is het met Roza? - vroeg de schrijver, die geenszins gelet had op de jonge vrouw, welke zich steeds aan zijne oogen te verbergen scheen. - Hoe is het met dit lief en ongelukkig kind?
- Wel die is hier!... Roza! Roza! hoe komt ge nu niet bij Felix van wien ge zoo dikwils spreekt?
- Och, mijnheer! - zuchtte de treurige.
- Wel liefste, kom gauw! - en de schrijver had haar reeds in de armen; - hier! - en haar ook drukte hij een hartelijken kus op de wangen; - van daag vliegt mij alle geluk tegen!
- Zonder hetgeen nog te wachten is, - glimlachte Lodewijk; - binnen eenige weken trouwt Roza!