Middelnederlandse vertalingen van Super modo vivendi (7e hoofdstuk) en De libris teutonicalibus
(1961)–Gerard Zerbolt van Zutphen– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 175]
| |
Middelnederlandse vertalingen van Super modo vivendi (7de hoofdstuk) en De libris teutonicalibus van Gerard Zerbolt van Zutphen
| |
[pagina 176]
| |
Hs. Kassel, ms. theol. fol. 56 is een perkamenten codex, geschreven ca. 1450. Oorspronkelijk bestond het handschrift uit 191 bladen, met zwarte Romeinse cijfers van J tot CC gefolieerd (verkeerdelijk springt de foliëring echter van xC op C) en 18 ongefolieerde bladen, samen dus 209 folio's. Met tekstverlies werden er echter 24 folio's weggesneden, zodat het handschrift thans nog 185 folio's telt. Die overblijvende bladen hebben we met potlood van 1 tot 185 gefolieerd. Het blad meet 265 × 185 mm, de bladspiegel ca. 175 × ca. 120 mm. Elk blad is beschreven in twee kolommen, elke kolom telt 35 à 38 regels. Het handschrift werd door twee verschillende handen geschreven: de eerste kopiist schreef fol. 1 ro a-74 vo b (littera textualis), de tweede fol. 75 ro a - 185 vo b (littera bastarda). De initialen, de lombarden, de paragraaftekens en de rode titels zijn in geheel het handschrift van dezelfde hand. De hoofdinhoud van het handschrift bestaat uit 55, gedeeltelijk fragmentaire legenden, die allemaal uit de Legenda aurea van Jacobus de Voragine zijn vertaald, behalve vier, die aan de Vitae patrum en vier, die aan andere bronnen werden ontleend. Merkwaardig is dat de 47 legenden, die uit de Legenda aurea zijn vertaald, niet allemaal uit dezelfde vertaling werden overgenomen: 22 legenden zijn aan de meest verspreide vertaling ontleend, die in 1357 door de z.g. Bijbelvertaler van 1360 werd vervaardigd; 25 legenden zijn echter uit een minder verspreide vertaling overgenomen, die in het Noorden is ontstaanGa naar voetnoot2. Achter in het handschrift, op fol. 179 ro a - 185 vo b, bevinden zich de zeven overblijvende bladen van de achttien, die Een verclaringhe vanden duytschen boeken hebben bevat. Het handschrift zit nog in de oorspronkelijke bruine kalfslederen band op eiken borden; het voor- en het achterplat zijn onversierd; als sluiting dienden twee leren riempjes, die nu echter ontbreken. Midden op het papieren schutblad dat op de binnenzijde van het voorbord is geplakt, komt een eigendomsmerk voor, waaruit blijkt dat het handschrift afkomstig is uit het regularissen-klooster Sint-Agnes aan de Tiers te Neerbosch (Nijmegen)Ga naar voetnoot3: Dit hoert in sunte Agneten Cloester Gelegen buten nymmegen op die tyrse. Het Sint-Agnesklooster werd in 1585 met het regularissen-klooster Marienburg binnen de stad verenigd, welk klooster op 6 | |
[pagina 177]
| |
juni 1592 op werd geheven. Hoe en wanneer het handschrift in de Landesbibliothek te Kassel is beland, hebben we niet kunnen achterhalen. Hs. Brussel 2285-301 is een papieren codex, doorschoten met perkament, geschreven ca. 1460, tellend 240 bladen, met inkt door een moderne hand gefolieerd. Het blad meet 215 × 145 mm, de bladspiegel 160 × 94 mm. De bladen zijn, behalve fol. 45 ro - 53 vo, in één kolom beschreven. Daar de codex door verschillende kopiisten werd geschreven en nergens gelinieerd werd, is het aantal regels per kolom erg afwisselend. Op fol. 36 ro - 42 ro, het gedeelte van het manuskript, waar zich de excerpten bevinden, die ons interesseren, bedraagt het aantal regels per kolom 30 à 32. Het is in dit verband overbodig de gedeelten te onderscheiden, die door de verschillende kopiisten werden geschreven; we vermelden slechts dat fol. 3 ro - 44 vo door de eerste kopiist in een littera cursiva werd vervaardigd. Op fol. 2 ro - 32 vo bevat het manuskript een afschrift van Super modo vivendi devotorum hominum simul commorantium; eigenaardig is echter dat het 7de hoofdstuk dat immers over het lezen van geestelijke boeken in de landstaal handelt, voorop is geplaatst en de andere hoofdstukken daarna regelmatig op elkaar volgen behalve dan dat het 8ste hoofdstuk onmiddellijk op het zesde volgt. Na dit traktaat volgt het door Everard Foec uitgebracht advies (fol. 32 vo - 35 ro), een korte samenvatting van het advies der Keulse juristen en van abt Arnold van Dickeninge en de vermelding van de veroordeling van de dominikaan Grabow op het Concilie van Constanz op 31 mei 1419 (fol. 35 ro - 36 ro). Daarna volgen op fol. 36 ro - 42 ro onder de titel Licitum est laycis legere quosdam libros theutonicales negen excerpten uit Een verclaringhe vanden duytschen boeken, de enige Middelnederlandse teksten, die het handschrift bevat. De rest van het handschrift wordt ingenomen o.a. door het Speculum peccatorum van pseudo-Augustinus, het Tractatus super cantica canticorum van Alanus van Rijsel, het Tractatus de tribus votis substantialibus van Hendrik van Coesfeld. Het handschrift zit in een bruine kalfsleren band op kartonnen borden, waarvan slechts het leder van het voor- en het achterplat gedeeeltelijk oorspronkelijk is, maar al de rest werd vernieuwd. Het manuskript is afkomstig uit het regulierenklooster Domus Beatae Mariae te Korsendonk bij Turnhout, zoals blijkt uit de aantekeningen op fol. 1 vo: ‘Iste liber pertinet monasterio canonicorum regularium in Korsendonc’, op fol. 140 vo: ‘Iste liber est monasterij de korssendonc prope turnout in brabantia’ en op fol. 182 vo: ‘Jste liber est monasterij de korssendonk prope turnout’. Na de opheffing van het klooster op 13 april 1784 door Jozef II is het handschrift op | |
[pagina 178]
| |
de Koninklijke Bibliotheek te Brussel terechtgekomenGa naar voetnoot4. Een verclaringhe vanden duytschen boeken is geen letterlijke vertaling uit het Latijn, maar veeleer een bewerking ervan. Het algemene plan werd door de bewerker bijgehouden en in de bewerking komen geen bewijsplaatsen uit de H. Schrift of uit de geschriften van de kerkvaders voor die we niet in het Latijn aantreffen. Op sommige plaatsen heeft de bewerker zinnen of zinsneden onvertaald gelaten of een aantal Latijnse zinnen in één enkele Dietse zin samengevat. Op enkele plaatsen komen passages voor, waarvan het equivalent in het Latijn niet of slechts gedeeltelijk terug is te vinden. Treffend in dit verband is de volgende toegevoegde passage: ‘Ist dan zake dat die heylige scrift in aldus vele spraken is ghemaect ende ouersat. ende oec die heylighe leraers hebben hoer boeke ghemaect in manigherhande sprake. wat heeft dan duytsche sprake misdaen datmen die boeke der heylighen niet moet lesen in duytsche Of wat reden is datmen die heylighe scrift lesen mach in egipcier sprake. of ander sprake daer sie dat ghemeen volc in verstaet. Ende datmen sie niet en moet lesen in duytsche. daer en is te male gheen reden toe. Mer somighe menschen die noch reden aen en sien noch die woerde der heylighen. mer hoer eyghen goetduncken volghen die pleghen dit toe segghen. ende op goede duetsche boeke te spreken’. Hieronder laten we nu de tekst van Een verclaringhe vanden duytschen boeken volgen, voor zover die in de vijf fragmenten uit het Kasselse en in de negen excerpten uit het Brusselse handschrift bewaard is gebleven. Waar passages én in het Kasselse én in het Brusselse handschrift voorkomen, geven we die naast elkaar uit, de Kasselse tekst links en de Brusselse tekst rechts. De fragmenten uit het Kasselse handschrift laten we telkens door een K met een exponent en de excerpten uit het Brusselse manuskript door een B met een exponent voorafgaan. De bedoeling van deze werkwijze is de tekst van Een verclaringhe vanden duytschen boeken, voor zover dat nog mogelijk is, opnieuw samen te stellen. Dat de negen excerpten uit hs. Brussel 2285-201, die in 1890 op weinig bevredigende wijze in een thans moeilijk toegankelijk tijdschrift werden gepubliceerd, hier opnieuw worden uitgegeven, zal niemand als overbodig beschouwen. | |
[pagina 179]
| |
Een verclaringhe vanden duytschen boeken1K1 WAnt men nu sommighe Menschen vijnt. die de heylighe 2 scrift niet en weten. of die de woerde der heyligher leraers luttel 3 aendencken. ende daer om spreken teghen goede. ende ynni-4ghe boecke Die in duytscher talen ghemaect sijn. of die vten 5 latine te duytsche sijn ouergheset. Ende menen ende segghen 6 dattet niet oerberlic. Nutte. Of gheoerloft en si dat leke men-7schen lesen of studieren boeke der heyligher scrift of der hey-8ligher leraers. Hier om soe sijn twee dinghen of twe punten. 9 die hier nae uerclaert ende bewijst werden mitten woerden 10 der heyligher leraers ¶ Dat eerste punt is. dattet leken men-11schen niet uerboden en is. mer het is hem gheraden vanden 12 heylighen dat si lesen die boeken der heyligher scrift die in 13 duytschen sijn ghemaect. of vten latine of ander tale in duyt-14sche ouergheset Jst dat dese duytsche boeke beyde in hoeren 15 woerden ende haren synne ende manier van spreken ouerdre-16ghen of eens sijn mitter lere der heyligher kerken. ende der 17 ghemeynre leraers der heyligher [179 ro b] kerken. ende oec 18 en disputieren of subtiliken ondersoeken hoghe materien of 19 leringhen ¶ Dat ander punt is dattet int ghemeyn leken men-20schen niet orberlic of nut en sy. mer dattet sy teghen den raet 21 der heyligher leraers dat si vele of ghemeynlic hem gheuen 22 te lesen of te studieren in duytsche boeke die subtilike uertrec-23ken of ondersoeken hoghe materien of leringhen of die in 24 horen syn of manire van spreken niet eens en sijn mitten boe-25ken der heyligher kerken of der heyligher leraers Bewisinghe 26 ende uerclaeringhe ende proeuinghe deser twie punten mitter 27 heyligher scrift staet hier nae 28DAt eerste punt dat voerseit is als dattet den leken menschen 29 niet en sy verboden duytsche boeken te lesen van openbaren 30 materien. als voerscreuen is. mer dattet sy nae rade der heyli-31gher kerken ende der heyligher lerars dat machmen bewisen 32 ende proeuen mit vele woerde der heylighen Ten eersten mach-33men dat aldus bewisen Jnden gheesteliken rechte Extraua-34gante de hereticis Cum ex iniuncto. staet ghescreuen dat be-35gheerte die heylighe scrifte te verstaen ende vliticheit ander 36 menschen te vermanen na der heyligher [179 vo a] scrift en 37 si niet te lasteren. of wederspreken, in leken menschen. mer 38 meer te louen ende te prisenGa naar voetnoot1. Jst dan inden leken luden 39 loeflic ende te louen. begheerte der uerstandenisse der hey-40ligher scrift. ende het is opembaer dat si. dat is die leke lu- | |
[pagina 180]
| |
41de ghemeenlike die heylighe scrift in latine niet en connen 42 uerstaen. Daerom schijnt dat in hem te louen ende te prisen 43 si dat si die heylighe scrift lesen ende leren in duytscher spra-44ke. Ende echter dattet louelic ende te prisen si. dat die leke 45 lude lesen die heylighe scrift ende pinen se hem te uerstaen. 46 dat spreket openbaerlike Jnnocencius die een lantaerne ende 47 licht hiet des gheesteliken rechtes in sijn apparatu extrauagante 48 de summa trinitate et fide catholica super Capite firmiter cre-49dimus. daer hi seghet. dat die leke lude dien god ghegheuen 50 heeft dat talent dat is die gaue subtijlre verstandenisse dat si 51 bet doen. ist dat si hoer verstandenisse becommeren ende ver-52sliten in bekennisse der scriften. dan oft sijt leyden ende be-53commerden in tijtliken dinghenGa naar voetnoot2. waerom schijnt dattet loue-54lic ende verdienstelic si dat hem die leken naerstelic pinen die 55 heylighe scrift [179 vo b] in duytsche te lesen ende daernae 56 te leuen ¶ Ten anderen ma-57le machmen dit aldus bewi-58sen. Die heylighe scrift en 59 leert niet allene enen staet 60 der menschen. mer si leert 61 ghemeenlike allen menschen 62 in allen state Alsoe dat in 63 sommighe steden spreect tot 64 tot allen menschen int ghe-65meen Jn sommighen ste-66den leert si sonderlinghe 67 sommighen in haren state 68 Ende in sommighen ande-69ren steden leert si anderen 70 menschen in haren state. nu 71 leert si die crancken ende 72 onuolcomenen Nu leert si 73 die volcomenen alsmen ver-74staen mach. vut sunte Au-75gustinus woerden inden boe-76ke vander kersteliker leren. 77 waer vut men zien mach dat 78 die heylighe scrift ghege-79uen ende ghescreuen is voer 80 allen menschen int ghemeyn | |
Licitum est laycis legere quosdam libros theutonicales63B1 Die heylighe scriift enGa naar voetnoota leert 64 niet alleene enen staet der men-65schen maer si leert ghemeinlic al-66le menschen in allen staten Alsoe 67 dat si in somighen steden sprect 68 tot allen menschen int ghemeen 69 Jn somighen steden leert si son-70derlinghe somighe menschen in 71 haren state Ende in somighen 72 anderen steden leert si andere 73 menschen in haren state Nv leert 74 si die crancke ende onvolcome-75ne. nv leert si die volcomene alst-76men verstaen mach huut sinte 77 augustiins woerden in libro de 78 doctrina cristiana Waer huut 79 men sien mach dat die heylighe 80 scrift ghegheuen is ende ghescre- | |
[pagina 181]
| |
81K1 Ende als sunte Augustinus 82 verclaert opden. lvij. psalm 83 Soe is die heylighe scrift 84 den menschen daerom ghe-85gheuen op dat die mensche 86 die veer van hem seluen 87 ghedwaelt ende vutghegaen 88 was Ende sine sonden in 89 hem seluen niet en conde 90 zien. of ghemerken mochte 91 van buten werden vermaent 92 inder heyligher scrift. ende 93 inder heyligher scrifte sijn 94 sonden leerde be-
81B1 uen voer allen menschen int ghe-82meine. Ende als sinte augustinus 83 verclaert super psalmo 57 so es 84 die heylighe scrift den menschen 85 daer omme ghegeuen op dat die 86 mensche die verre van hem sel-87uen ghedoelt ghedwaelt ende 88 huut ghegaen was ende sine son-89den in hem seluen niet en con-90ste ghesien of ghemerken moch-91te van buten werden vermaent 92 inder heiligher scrift ende inder 93 heiligher scrift sine sonden leer-94de bekennen die hi in hem sel-95uen niet en conste bekennen Wie is dan nv soe [36 vo] blent 96 of soe dwaes die redeneGa naar voetnootb gebruken, die segghen dar dat het den 97 leeken menschen niet gheorlooft enGa naar voetnootc si dat si die helighe scrift 98 daer toe ghebruken ende lesen sullen Daer siGa naar voetnootd hem van gode is 99 toe ghegeuen. ende waer omme si vanden heilighen gheest is 100 ghescreuen dat is dat si hem daer in leeren bekennen ende 101 rouwe hebben van haren sonden ende begheerte ghecrighen 102 haer leuen te beteren. anxt voer die ewighe pine. ende hope 103 ende begheerte tot den eewighen leuen Waer omme en souden 104 die leeke menschen niet ghebruken der heiligher scrift die hem 105 int ghemeen es ghegeuen niet den clerken na haerre maten 106 also wale als si ghebruken der andere ghemeine gauen god 107 Hier af sprect augustinus super psalmo. 6. 2. Gheliker wiis 108 dat ons god hier in desen leuen na den lichaem heeft ghe-109geuen solaes in broede in wine ende der gheliken. sonder 110 welke wi niet en moghen leuen Alsoe heeft hi oec ons inder 111 woestinen deses ieghenwoerdichs leuens solaes ghegheuen na 112 der zielen die lesse der heiligher scrift ende dat ghebet want 113 die lesse der heiligher is een groet solaes in allen bedructhei-114den ende verdrieten hier af sprect ieronimus super epistolam 115 pauli ad ephesos Es eynich dinc dat eenen mensche in allen 116 verdriete eenmoedich mach houden dat mein ic dat het si die 117 heilighe scrift te studeren waer omme als die leeke lieden 118 sculdich siin te arbeiden inden dienste gods ende te draghen 119 dat ioc cristi alsoe moghen si oec. ende het en is hem niet 120 verboden [37 ro] te ontfaen die spise. daer si mede in den | |
[pagina 182]
| |
121K1 arbeide werden ghesterct dat is die helighe scrift Ja sente 122 augustinus scriuende tot eenen graue gheheeten bonifacius in 123 eenre epistolen berespt die leeke lieden die die helighe scrift 124 niet en willen lesen maer si willen nochtan der anderen gauen 125 gods gheliic den clercken deelachtich wesen Ende sprect ut 126 supra Voert so sprect die prophete psalmo. 118. Beati qui scru-127tantur testimonia eius in toto corde exquirunt eum. ende des 128 ghelike vintmen in vele steden inden haudenGa naar voetnoote testamente EstGa naar voetnootf 129 dan den leeken lieden inden hauden testamente die helighe 130 scrift te lesen ende te studerenne niet alleene niet verboden. 131 maer si siin daer toe seere gheraden ende vermaent van gode 132 ende vander heligher scrift. hoe vele meer sullense dan die 133 leeke lieden des nyewen testaments lesen ende studeren. want 134 gheliic dat thomas sprect supra. si siin daer toe vele meer 135 gheraden ende vermaent Voert naden gheboden der heiligher 136 kerken. so sullen die leeke lieden op sommyghen tiit comen 137 ter kerken. ende hoeren dat woert gods Maer moeten si die 138 helighe scrift niet weten nochGa naar voetnootg leeren waer omme sullen siit 139 dan hoeren Maer moeten siit wael weten ende leeren waer 140 omme en moeten sise niet leeren. lesende hute enen bouken also 141 wale als hoerende want alsoe als dat hoeren nutte es tot der 142 leeringhe alsoe es oec dat sien sprect philosophus Ja die oghen 143 siin onder die andere sinne die ouerste ende die principaelste 144 sinne mede te bekenne of tot kennessen te [37 vo] comen als 145 augustinus sprect. 10. libro confessionum Ende een mensche 146 sonderlinghe die ongheleert is en mach niet vele behouden 147 of leeren vander heiligher scrift daer huut dat hiGa naar voetnooth onderwilen 148 hoert prediken. eist dat hise oec onderwilen niet ouer en leest 149 Voert gheliic dat sprect iohannes crisostomus super Mathe-150um in principio operis perfecti Die heilighe scrift es den men-151sche daer omme ghegheuen want die naturlike wet inden men-152sche was verdonkert. ende en conste na der naturliker wet niet 153 te rechte bekennen goet ende quaet Maer als sente paulus sprect 154 ad romanos 5. doe die wet of die heilige scrift niet en was doe 155 en rekende men die sonde niet want die mensche van binnen 156 na der naturliker wet verdonkert was Ende hier omme tot 157 eenre hulpen ende verliechten der naturliker wet gaf god | |
[pagina 183]
| |
158 den menschen die heilighe scrift Maer het is openbaer dat 159 ghemeenlike die leeke lieden om dat si vele becommert siin 160 met tijtliken dinghen ende weerliker sorghen zeere van binnen 161 in haer redene ende inder naturliker wet werden verdonkert 162 vanden stoue tiitliker becommertheit ende daer omme soe be-163houuen si seer die heilighe scrift hem daer in te spieghelen Ja 164 gheliic dat iohannes crisostomus seght supra. soGa naar voetnooti behouuen sijs 165 meer dan gheestelike lieden die alsoe niet becommert en siin 166 Voert men vint eenighe dietsche bouken ghemaec[t] van vlee-167scheliker ende naturliker minnen ende liefden. ende enighe 168 vander heimeliicheit der vrouwen ende eenighe inden welken 169 bescreuen siin werlike ende oncuusche liedekine welke bouke 170 den leeken lieden harde scadelic ghelesen siin want si crighen 171 daer af onreine ghedachten [38 ro] ende werden onsteken met 172 oncuuscher begheerten. ende ghetrocken tot vleescheliker min-173nen Men vint oec ander bouken inden welken ghescreuen siin 174 geesten ende hystorien van dinghen die ghesciet siin in den 175 welken onder weynigher waerheiden vele lueghenen ende val-176scheiden ghescreuen siin Ende noch ander vele dietscher boe-177ken vintmen daer menigherande ydeleiden fabulen ende on-178nutte dinghen Die der zielen zeer scadelic ghelesen siin in 179 ghescreuen siin die de leke lieden dicke met groeter scaden 180 lesen endeGa naar voetnootk luttel es yeman die daer ieghen sprect of diet hem 181 verbiedt als oft wale gheoerlooft ware Maer lesen si die heli-182gheGa naar voetnootl scrift in dietsche oft ander gheestelike ganse leere. so spre-183ke[n] ende oec prediken eenighe daer ieghen. recht al oft 184 ongheoerlooft ware Dat wel sere vremde es te verstane Voert 185 die leeke mensche siin sculdich te wetene die dootsonden die 186 openbaer inderGa naar voetnootm wet gods dat is in die heilighe scrift siin ghe-187set. ende die .x. gheboden ende sommighe ander dinghen. 188 ende en moghen hem niet ontsculdighen dat si dese voerscre-189uen dinghen niet en weten als die leerers der heiligher scrift 190 ende oec des gheestelics rechts spreken Maer in desen dinghen 191 als sente paulus sprect. die niet en bekent die en sal niet bekent 192 werden dat is van gode Siin die leeke menschen dan alsulke 193 dinghen sculdich te weten waer omme en souden si dan niet 194 moghen lesen goede bouken [38 vo] vanden .x. gheboden ende 195 van anderen dinghen Die si sculdich siin te wetene O ende | |
[pagina 184]
| |
196 of alle leeke menschen boeken hadden in dietschen Daer si in 197 lesen of horen lesen mochten die dinghen die si sculdich siin 198 te wetenGa naar voetnootn Hier toe hebben die heilighen die leeke lieden ghe-199toghen ende vermaent ende wiese daer af trect ende segt 200 dat si des niet en moghen doen die sprect ieghen die leere 201 ende woerden der heilighen. ende daer om eist valsch dat hi 202 leertGa naar voetnooto Cesarius die bisscop sprect aldus in sinen vermaninghen 203 Laet ons van ons doenGa naar voetnootp ydele fabulen spottelike woerden. ydele 204 ende oncuusche redenen. ende laet ons dan sien of ons eeni-205ghen tiit ouerloept daer wi die heilighe scrift in lesen moghen. 206 laet ons vlien ons leckere maeltiden. die ons onderwilen belet-207ten tot aen den auont. laet ons versmaden die auontmalen die 208 ons onderwilen vertrecken inden sonden tot der middernacht 209 Jn welken die lichame ghecranct wert ouermits oueruloedicheit. 210 ende die ziele ghewont. of ghedoedt ouermits onreyne woer-211den laet ons scuwen de quade becommeringhen Die lichame 212 ende die ziele crancken ende soe sullen wi sien dat ons tiit 213 ouerloepen sal in welkerGa naar voetnootq wi dinken moghen van zalicheit onser 214 sielen. als die nachten lanc siin. Wie es die alsoe vele slapen 215 mach dat hi niet iii vren lesen en mach of ander lieden hoeren 216 lesen Maer die gheneGa naar voetnootr die hem piint tot der middernacht dron-217ken te drinkene alst gheseit es die en moghens niet wachten dat 218 si lesenGa naar voetnoot3 Dit [39 ro] siin cesarius woerde
219K2 mighe die sprake van syrien als effrem daer van staet in 220 den acten boecke historie tripartite dat hi sine boeke maecte in 221 die sprake van syrien ende vut den schijn ende licht der gheest-222liker gracien Ende al en conde hi ghene greecsche sprake. 223 nochtan berispede hi ende verwaen vele gheleerde menschen 224 in greecscher spraeken Ander leraers spreken ende maecten 225 hore boeke in anderen tale die ghemeenlike dat volc verstont 226 als bardesanes die een groot meester was ende screef sine 227 boeke in ghemeenre sprake. die ouer worden ghesat in greec-228ken Als staet inden vierden boec ecclesiastice historie. ende | |
[pagina 185]
| |
229 van velen anderen soldmen dit vinden die daerom wolde die 230 hystorien der heyliger kerken ouersueken. mer het is hier ghe-231nouch. Jst dan zake dat die heylighe scrift in aldus vele spra-232ken is ghemaect ende ouersat. ende oec die heylighe leraers 233 hebben hoer boeke ghemaect in manigherhande sprake. wat 234 heeft dan duytsche sprake misdaen datmen die boeke der hey-235lighen niet moet lesen in duytsche Of wat reden ist datmen 236 die heylighe scrift lesen mach in [180 ro a] egipcier sprake. 237 of ander sprake daer sie oec dat ghemeen volc in verstaet. 238 Ende datmen sie niet en moet lesen in duytsche. daer en is 239 te male gheen reden toe Mer somighe menschen die noch 240 reden aen en sien noch die woerde der heylighen. mer die hoer 241 eyghen goetduncken volghen die pleghen dit toe segghen. ende 242 op goede duetsche boeke te spreken ¶ Ten lesten mael mach-243men dit aldus bewisen. Moetmen duytsche boeke niet lesen 244 enter dat is daer om dattet in hem seluen quaet is. duytsche 245 boeke te lesen. Of daer om dattet verboden is duytsche boeke 246 te lesen. Mer beyde is valsch. want duytsche boeke te lesen en 247 is in hem seluen niet quaet. want weert in hem seluen quaet 248 soe weert teghen die natuerlike ewe. Ende soe wert alle men-249schen altoes verboden. dat openbaer valsch is Ommer duytsche 250 boeke te lesen is den leecken menschen een grote reesschap 251 ende bequaemheyt totten guede. want hoe sie dat quaet bet 252 kennen. hoe siet bet vlien moghen. ende dat quaet en konnen 253 sie niet bet leren bekennen dan vlijtlic die heylighe scrift te 254 lesen. want sunte pauwel seghet ouermids [180 vo a] die ewe 255 dats die heylighe scrift bekande ic die sonden Ende hier mochte-256men seer vele segghen hoe nutte ende oerberlic dattet si den 257 leken dat si die heylighe boecken lesen Mer die reden wil 258 ghebruken die siedet wal. Oec die heylighe scrifte in duytsche 259 te lesen en is nerghent verboden noch inden rechten noch 260 inder heyligher scrift Mer als voerscreuen is oueral ghepriset 261 ende ghelouet. Mer tis waer dat duytsche boecke die ongheloue 262 ende dwaelinghe in hem hebben dat die verboden sijn in eenre 263 bulle die die prediker hebben Mer goede boecken en sijn daer 264 noch nerghent verboden. mer vanden heylighen ghelouet. ende 265 ghepriset. Dit is vanden eersten puncte. 266DAt ander punct heeft twee dele die hier nae bewijst ende 267 verclaert werden. Dat eerste deel is. dattet int ghemeyn leken 268 menschen niet oerberlic of nutte en is dat si vele of ghemeen-269like studieren of lesen duytsche boecke die subtilike vertrecken 270 of ondersoeken hoghe materien of leringhen. dat ander deel 271 is Dattet den leken niet nut- [179 vo b] te en is. mer het is 272 weder te raden dat sie boeke studieren of lesen die in horen | |
[pagina 186]
| |
273 sin of manire van spreken niet eens en sijn mitten boe-274ken der heyligher kerken of der heyligher leraers ¶ Dat 275 eerste deel machmen aldus 276 bewisen. want eenen yeghe-277like mensche is nutte. ende 278 oerberlic dat hi studiere en-279de lese boeke nae sijnre ver-280standenisse. ende die niet 281 en ghaen bouen sijn begri-282pen of verstandenisse. want 283 die wise man seghet Din-284ghe die di te hoghe sijn en 285 wil niet ondersoeken. ende 286 dinghe die di te groot sijn 287 en wil niet onderuinden En-288de sunte pauwel scrijft tot 289 dien van roemen aldus. Jc 290 seg v allen die onder v sijn 291 en wilt niet meer smaken. dan noot is te smaken. Mer alsulc 292 hoghe lere daer voer of gheseghet is. is bouen verstandenisse 293 begripen ghemeenre leker menschen ende zien ende konnen 294 alsulcke scrift niet ondersoeken in anderen scriftueren. Ende 295 wat [ba]tet hem dat si vele lesen dat si niet en verstaen. want 296 die scrift te lesen ende niet te verstaen waer hem meer een 297 hinder [180 ro a] dan hulpe als den ioeden was die ewe die 298 sie vleysliken verstonden. als sunte Augustinus seghet. Ten 299 anderen mael machmen dit aldus proeuen. Want als die glose 300 seghet op sunte pauwels epistel tot den ioeden of tot hebreu-301schen. Ghelijcker wijs datmen den kinderen gheeft melc te eten 302 of te drinken dat goet te verduwen is. mer men gheuet hem 303 gheyn vleysch of vische of ander spise die hert te verduwen is 304 Aldus en sal men oec den ghenen die cleyn sijn in verstande-305nissen. ende niet gheoeffent inder heyligher scrift niet gheuen 306 hoghe ende subtijl leringhe want sijs niet konnen verduwen. 307 Mer alsulke hoghe leer salmen gheuen ende voerleggen dien 308 ghenen die gheoeffent sijn inder heiligher scrift. ende ghe-309oeffende sinnen hebben ouermits die ghewoente die heylighe 310 scrift te lesen Als sunte pauwel leert totten hebreuschen inden 311 vijfden capitel. ende die leraers daer op Mer leke mensche 312 int ghemeen en sijn niet gheoeffent inder heyligher scrift. 313 noch en konnen niet ondersceyden tuschen goede ende quade 314 lere [180 ro b] of tuschen waer ende valsc leer Mer alse 315 kinder niet en weten of en konnen ondersceyden wat spisen 316 hem goet of wat quaet is. mer als sie quade spise eten. soe
276B2 ¶ Eene yegheliken mensche 277 es nutte ende orbuerlic dat hi stu-278dere ende lese bouke na siinre 279 verstannissen ende die niet en 280 gaen bouen siin begripen Aldus 281 sprect die wise man Dinghen die 282 di te hoeghe siin en wille niet 283 ondersouken Ende paulus ad ro-284manos Ic segghe v allen en wilt 285 niet meer smaken dan noet es 286 maer siit sober inden smakene | |
[pagina 187]
| |
317varen si daer quaelic van Aldus en konnen oec dese leke men-318schen of ongheleerde menschen niet ondersceyde of weten van 319 deser hogher leer. wat waer of valsch is. mer sie niemen dicke 320 valsch leer daer vut in dien dat sijs niet en verstaen te rechte. 321 mer trecken daer vut enen ander valschen sin. Ten den derden 322 mael bewiset ons ghesont maker datmen hoghe leer den ghe-323meenen volke niet en sal voerlegghen. mer apenbaerre ende 324 ghemene. want als in sunte iohans ewangeli staet inden sesten 325 capitel doe cristus ghesadet hadde vijf dusent volcs van. v. 326 broeden ende .ij. vischen doe hiete hi sinen apostelen of dis-327pulen dat si solden verghaderen die stucke die daer ouer waren 328 ghebleuen bi welken stucken dat volc niet eten en mochten 329 Men verstaet als sunte augustinus seghet. Somighe heymelike 330 of diepe verstandenisse der hei- [180 vo a] ligher scrift. welc 331 dat ghemeen volc niet en mochte verstaen of begripen Ende de-332se stucke die dat volc niet en mochten eten Gheboet cristus si-333nen apostelen dat sise solden verghaderen, want dat ghemeen 334 niet en mach verstaen dat salmen den ghenen beuelen die daer 335 bequaem toe sijn. ende ander menschen moghen leren als die 336 apostele waren. Hierom en sullen hem leken menschen die 337 noch cleyn sijn in verstandenisse niet onderwinden vanden 338 heymeliken ende hoghen verstandenissen die allene groten lu-339de toe horen Ende hier van seghet sunte Johannes gulden-340mont. op sunte matheus evangeli op .xxi. capitel Ghelijker 341 wijs als wanneer men enen kinde geeft ene stucke broedes. 342 wantet cleen ende enghe kennebacken heeft soe wort dat kint 343 eer daer van gheworghet of ghedodet dan gheuoedet. Also 344 ist datmen enen mensche die noch onvolcomen is. inden ghe-345loue ende cleyn van verstandenisse voer leecht grote of hoghe 346 dinghe heymelike der wijsheit. want hi cleyn verstandenisse 347 heeft ende cleyn gheloeue. soe wort hi meer ghescandaliziert 348 of vererghert [180 vo b] dan ghebetert of ghesticht Ende dit 349 heeft oec cristus gheleert ende bewesen. in dien dat hi apos-350tolen leerde opten berch als matheus zeghet Mer doe hi dat 351 ghemeen volc leren wolde. genc hi weder in die dale als lucas 352 seghet te beteyken datmen den ghemeenen ende ongheleerden 353 voer solde segghen simpel ende openbaer leere Mer groten 354 menschen van groten verstandenisse mochtmen hoghe dinghe 355 leren Ende dit is dat ysydorus spreect Ghemeene dinghe saltu 356 altemale leren. mer heymelic dinghe saltu luttel mensschen 357 leren Openbaer dinghe saltu allen mensschen leren. doncker 358 dinghe saltu luttel luden vertellen Aldus soe salmen leken en-359de ongheleerden mensschen alleen voerlegghen ende leren van 360 openbaren dinghen. ende gheen hoghe dinghe Mer vele meer | |
[pagina 188]
| |
361 sullen duytsche boeken die ghemeenlike sijn voer den leken 362 lude wesen van slechten. ende niet van hoghen of subtijlen 363 materien. want si solden eer begripen dat hem leerden ander 364 gheleerde mensschen dan dat sie lesen vut den boeken Ende 365 dit ist dat sunte Augustinus scrijft totten bruederen [181 ro a] 366 inder woestinen die ghemeenlike waren leken ende onghe-367leerde menschen ende seghet aldus. Lieue broeders. het is 368 ghescreuen dat wi niet en sullen spreken hoghe dinghen ende 369 glorieren alse wise mensschen nae der werrelt. want die pro-370[p]heet seghet En wilt niet spreken hoghe dinghen Ende dit 371 woert wort sonderlinghe tot v ghesproken die groue menssche 372 sijnt. ende woent inder woestinen. al en sulwy daer niet an 373 twiuelen ghi en sijnt borghers der heylighen ende huysgenoe-374ten gods Hier om en wilt niet vele spreken van hoghe dinghen. 375 Daer niet of gheorloft en is vele te spreken. want sijn dese 376 hoghe dinghe daert niet of gheorloft en is vele te spreken 377 anders dan aelmachticheit godes. dat die zoen ewich is mitten 378 vader. van groetheyt des heylighe gheestesGa naar voetnoot4. Dit verclaert sun-379te augustinus bet inden woerden die daer nae volghen daer 380 hi leert. wat sie dan sullen leren of zueken inden scriften sullen 381 si dese hoghe dinghe voerscreuen niet zueken op dat niemant 382 en denke dat sunte Augustijn wolde dat sie die heylighe 383 scrift [181 ro b]niet en lesen. Ende daerom seghet hi daer nae 384 aldus. broeder ic en segghe niet dat ghi te mael niet en sult 385 sueken. dat is inder heyligher scrift. mer ghi die daer grof sijt 386 en sult niet vele questien of vraeghen maken vander godheit 387 Mer sueket ghi die daer gheestelic sijt. hoe ghi ghebode godes 388 holden moghet. hoe ghi den duuel inder wuestinen verwinnen 389 moghet. hoe ghi penitencie an moghet nemen. als cristus 390 gheleerd heeft. Want aldusdaen dinghe sal een knecht godes 391 altoes lesen ende verullen Ende hier nae seghet voert sunte 392 augustinus. Ey mijn lieue broeders. en wilt niet meer ondervin-393den dan v noot is tot uwer salicheit En wilt niet meer verstaen 394 dan v noet is te verstaen. wat is noet te verstaen. dan dat god 395 driuoldich. ende eenvoldich is. wat is v anders noet. dan ghi 396 vlien vanden quaeden. ende doen dat gode. wat is v anders 397 noet dan ghi kennen goed ende quaet. tguede op dat ghijt 398 moghet nemen Dat quade op dat ghijt moghen vlien Ende 399 daer om en ist niet quaet te bekennen. want kenstu dat quade 400 niet. hoe [181 vo a] salstuet vlien. want die sunde heb ic | |
[pagina 189]
| |
401 bekant doer die ewe spreect sunte pauwelGa naar voetnoot5 Dit sijn sunte au-402gustinus woerde vut welken men claerlike sien mach dattet 403 niet oerberlic en is dat hem leke ende simpele menschen vele 404 gheuen te studieren boeke van hoghen ende van subtilen mate-405rien. mer dattet nutte. ende oerberlic si. dat si lesen ende dic 406 studieren goede boeke van slechter materien. hoe si die ghe-407bode godes sullen holden. hoe si den duuel moghen weder-408staen ende der ghelijc 409MEr hier mochte yement 410 twiuelen ende vraeghen hoe 411 datmen bekennen sal dese 412 hoghe boeke die leke men-413schen niet en sullen studie-414ren. want het schijnt onre-415delijc te wesen dat sie ghee-416ne boeke en solden studie-417ren of lesen die van hoghen 418 materien leren of tracteren. 419 want als voergheseit is. soe 420 meent Augustinus dattet le-421ken menschen noot si te we-422ten ende te sueken dat god 423 driuoldich si ende eenvol-424dich. mer dit is een hoghe 425 materie. ende die hoechste 426 daermen van leeren mach. 427 [181 vo b] Oec seghet sun-428te augustinus dat si sueken 429 sullen inder heiligher scrift 430 dat hem noet is te weten tot 431 hoerre salicheit Mer als sun-432te thomaes ende die ander 433 leraers segghen. soe ist den 434 leken mensschen noet te we-435ten tot hoerre salicheit. en-436de bi sonderlinghe te weten 437 ende te ghelouen die artike-438len des gheloues beyde van-439der menscheit ende vander 440 godlicheit cristi inden ghe-441loue der apostelen staen Als
410B3 ¶ Die leeke menschen en sul-411len negheene dietsche bouke heb-412ben die leeren of tracteren van 413 hoegher materien Het sciin[t] 414 nochtan onredelic wesen dat 415 die leeke lieden niet en moghen 416 dusghedanighe bouken lesen 417 Want sente augustinus sprect 418 dat die leeke lieden sullen sou-419ken inder heiligher scrift din-420ghen die hem noet gheweten siin 421 tot harer salicheit Maer als tho-422mas sprect ende die andere lee-423rers. so es den leeken men-424schen tot harer salicheit noet dat 425 si weten ende dat si gheloeuen 426 die articulen des gheloefs beide 427 vander menscheit ende vander 428 gotheit cristi. ende dat god es 429 eenvuldich ende drievuldich en-430de hier siin nochtan zeere hoe-431ghe materien onder Oec vintmen 432 dietsche bouken inden welke 433 ghescreuen es vele goets dincs 434 vanden sacramenten der heili-435gher kerken die den leeken men-436schen zeere nutte siin ende noch-437tan vintmen daer in hoeghe ma-438terien | |
[pagina 190]
| |
442K2 dat cristus menssche is ghewoerden. ghestoruen ende op ver-443resen. ende dier ghelijke. diemen ghemeenlike pleghet den 444 volke voer te segghen inder kerken ende hier sijn nochtan 445 sere hoghe materie onder Ende des ghelijckes mocht men hier 446 vraeghen van velen anderen boeken als vanden boeken die 447 leren in duytsche vanden sacramente der heyligher kerken 448 vanden lichaem onses lieuen heren. vander bijcht ende der 449 ghelijc. want men vele duytsche boeke vint die hier van 450 spreken ende den leken seer nutte sijn. ende nochtan sijn dit 451 hoghe materien Op datmen hier te meerre onder- [182 ro a] 452 scheit van moghe hebben. 453 ende te bet moghe ver-454staen. wat duytsche boeke 455 hoghe ende subtijl sijn. 456 ende diemen daerom vlien 457 sal Soe is hier te mer-458ken Alsoe als sunte au-459gustinus te verstaen gheeft. 460 op sunte matheus ewan-461geli. int xvj. capitel. en-462de die glose. segghen op 463 sunte pauwels epistel totten 464 hebreusschen of den ioden. 465 dat leke of ongheleerde 466 mensschen in tween mani-467ren moghen werden ghe-468leert van enigher hogher 469 materien der heyligher 470 scrift. Het si vanden ande-471ren mensschen die sie lee-472ren. of tsi vut duytschen 473 boeken daer si vut lesen 474 Ten eersten als si gheleert 475 werden hoe si ghelouen sul-476len in dien dinghen. niet 477 hoesi die materien onder-478vinden sullen of na reden 479 te verstaen. mer simpelike. 480 hoe si daer in sullen ghelo-481uen. nae der heyligher ker-482ken. Jn deser manire sijn so-483mighe duytssche boeke. die 484 simpeliken leren ende seg-485gen die articulen onses ghe-
458B4 Op datmen hier af te meer-459der ondersceet hebben mach Soe 460 salmen weten gheliic dat augus-461tinus sprect super Matheum 462 capittel 16 Et glosa ad hebreos 463 dat leeke menschen in tween 464 manieren moghen werden ghe-465leert van eenigher hoegher ma-466terien der heyligher scrift het si 467 van anderen menschen diese lee-468ren of het si huut dietschen bou-469ken [39 vo] daer si in lesen Ten 470 eersten alsi gheleert werden 471 hoe si gheloeuen sullen in dien 472 dinghen ende in dien niet hoe si 473 die materien met redenen onder-474uinden sullen mer simpelliken 475 hoe si daer in sullen gheloeuen 476 na der heyligher kerken Jn deser 477 manieren leeren eenighe diet-478sche bouken die articulen ons 479 gheloefs simpelec sonder argu-480menten ende diep ondersoeken. 481 Dat is hoe die heylighe kerke 482 gheloeft vander menscheit cristi. 483 hoe hi om onsen wille mensche 484 es worden ghestoruen ende hoe 485 hi op verrees des derden daghes | |
[pagina 191]
| |
486K2 loeuen Hoe die heylighe ker-487ke gheloeft vander mens-488scheyt cristi Als dat hi om 489 onse wille menssche is ghe-490woerden Ende heeft den 491 doot gheleden ende is des 492 dorden daghes op verresen. 493 ende dier ghelijc. Ende [182 494 ro b] oec vander godheit 495 sijn drie personen ende een 496 wesen. ende ander articulen 497 diemen ghemeenlike den 498 volc inder kerken voerse-499ghet Ende dese boeken die 500 aldus leren ende spreken 501 Al sijn si van hoghen ma-502terien. des sie simpeliken 503 sonder vele vraeghinge of 504 reden ende argumenten. en-505de sonder veel verclaerin-506ghen leren ende vertrecken 507 die artikel diemen ghemeen-508like inder heyligher kerken 509 den volc voerseit. ende en 510 segghen gheen sonderlinghe 511 of vreemde dinghe. soe 512 machmen sie den leken of 513 ongheleerde wale lesen of 514 alsulke leringhe machmen 515 den ongheleerden wael le-516ren. ende voersetten. ende 517 dit en heyten niet hoghe 518 boeke of subtijl. ende des 519 ghelijkes schijnt oec vanden 520 duytsschen boeken die sim-521peliken leren sonder veel 522 questien. of vraeginghe Of disputieren vanden sacramente der 523 heyligher kerken alse die leren hoe wi die heylighe sacramen-524ten in eeren ende in werdicheit sullen hebben ende dat god 525 grote gracie werct onsienlic inden sacramenten dat wi sonder 526 doepsel niet beholden en moghen bliuen Datmen des iaers 527 eens moet [182 vo a] biechten ende dat die biecht sonder 528 rouwe niet en mach den mensschen ghesont maken. ende deser 529 ghelijc. des daer gheen vreemde ende sonderlinghe din-
486ende dier gheliken Ende oec 487 vander godheit hoe wi ghelouen 488 sullen dat inder godheit siin drie 489 persoene ende een wesen Ende 490 des ghelike van den anderen ar-491ticulen Ende dese bouken die al-492dus leeren al siin si van hoegher 493 materien. moghen die leeke lie-494den wel lesen ende leeren ende 495 dit en heeten niet hoeghe boe-496ken of subtile Ende alsoe so siin 497 seer orboerlic den leeken men-498schen ende niet verboden al siin 499 si nochtan van hoegher materi-500en/ dietsche bouken die simpelic 501 ende sonder argumenten ende 502 diep ondersoeken leeren vanden 503 sacramenten der heiligher ker-504ken Dat is hoe wi die sacramen-505ten in eeren ende in werdichei-506den sullen hebben. ende dat god 507 groete gracie werct onsienlic in-508den sacramenten. ende dat wi 509 sonder doepsel niet behouden 510 moghen wesen. ende datmen des 511 iaers eens moet biechten. ende 512 deser geliic Ende alsoe van allen 513 dietschen bouken salmen ver-514staen die simpelec leeren din-515ghen die den leeken lieden oer-516boerlec siin | |
[pagina 192]
| |
530K2 ghe of leringhe in en sijn. dese boeke sijn oerberlic 531 den leken ende niet verboden ¶ Ten anderen mael mach-532men simpele ende onghe-533leerde mensschen leren van 534 hoghen materien niet alle-535ne hoe si ghelouen sul-536len. mer oec hoe si die 537 materien weten of begron-538den moghen mit reden En-539de in deser manier en sal-540men leken mensschen niet 541 leren van hoghen materien 542 mer allene die ghene die 543 inder heyligher scrift ghe-544oeffent sijn. want onghe-545leerde lude daer in val-546len mochten ende dwaelen 547 Jn deser manier ist te ver-548staen dat die leke die ghene 549 boeke en sullen hebben. van 550 hogher materien. als boeke 551 die leren vanden heylighen 552 sacramenten ende niet alle-553ne en segghen Hoe wi ghe-554loeuen sullen dat god daer 555 doer werct onsienlic sijn 556 gracie. mer oec disputieren 557 in wat manieren dat ghe-558schiet ende daer reden ende 559 argumenten of maken Of 560 ander boeke die questien en-561de disputieringhe hoelden 562 ende [182 vo b] leren of 563 die vreemde dinghe die niet 564 ghemeen en sijn subtijliken 565 leren. of die vele wanin-566ghen. of opinien setten son-567derlinghe die teghen mal-568canderen sijn. dese boeke en 569 sijn den leke niet nutte. 570 want dit is groeter lude en-571de gheleerder spise. ende 572 niet cleynre lude. of onghe-573leerder Ende dit dat hier
535B5 Ten anderen male moghen 536 die leeke lieden gheleert wer-537den van hoghen materien niet 538 alleene hoe si gheloeuen sullen 539 maer oec hoe si die materien on-540dervinden ondersouken ende 541 doergronderen met [40 ro] de re-542denen Ende in deser manieren en 543 salmen leeke menschen niet lee-544ren van hoeghen materien maer 545 allene die ghene die inder heili-546gher scrift gheoefent siin Ende 547 in deser manieren Ende sullen die 548 leeke gheen bouken hebben van 549 hoegher materien Als bouke die 550 vanden sacramente des autaers 551 prouuen ende ondersoeken met 552 redenen ende argumenten hoe 553 dat siin mach Dat daer es god 554 ende mensche ende alsoe salmen 555 verstaen van allen anderen ma-556terien die hoeghe ende subtiil 557 siin te verstane. ende niet alte 558 hans als si met den oeghen ghe-559lesen werden vander verstannis-560sen der leeker menschen begre-561pen en werden / maer behoeuen 562 zeer vele ondersoucs der rede-563nen ende verstannessen Dit is 564 groeter ende gheleerder lieden 565 spise niet leeker die simpel siin 566 ende cleene inden verstane Maer 567 nochtan gheliic dat sente augus-568tinus sprect so machmen beide 569 die volcomen ende die onvolco-570men siin leeren van eenre mate-571rien want dat die cleene ende 572 onvolcomene inden verstane be-573griipt alleene na den gheloeue | |
[pagina 193]
| |
574K2 voergheseit is dat schijnt te 575 wesen sunte Augustinus me-576ninghe op sunte Johans e-577wangelie. daer hi verclaert. 578 hoe datmen volcomenen 579 mensschen. ende den ghe-580nen die onvolcomen sijn van verstandenissen gheen noot is te 581 leren elc in sonderlinghen materien Alsoe dat men somighe 582 hoghe materien hebbe daermen grote ende verstandel mens-583schen in lere. die men den onuerstandelen niet en sal openba-584ren. mer als hi verclaert ende bewiset. Soe machmen beyde den 585 volcomenen ende onvolcomenen leren van eenre materien. 586 want dat die cleyn ende onverstanden begrijpt allene nae den 587 gheloeue ende niet verstaet bi reden. dat begrijpt die volco-588men ende verstaet nae reden Ende daerom als sunte Augustinus 589 seghet. soe heet die Apostel te wesen sterke spise. daermen 590 niet allene [183 ro a] van desen hoghen materien gheloeue 591 en heeft. mer oec seker bekennisse
574B5 ende niet na redene Dat begriipt 575 die volcomene oec na met rede-576ne niet alleene naden gheloeue
592B6 Die bouke die zeer vele ondersoucs der verstannissen be-593houuen ende een spise siin der groeter ende der gheleerder. 594 ende niet der leeker die simpel ende cleene siin inden ver-595stane. siin inden hauden testamente die bouke der propheten. 596 als ysayas ezezhiel ieremias ende dier ghelike ende inden nyeu-597wen testamente epistole pauli ende apocalipsis ende dier ghe-598like Ende oec somighe bouke der heiligher leerers Als augus-599tinus super genesim de trinitate de ciuitate dei contra faustum 600 ende dier ghelike bouke soe wiese heeft ghemaect Ende noch-601tan so en es gheen van allen den voerseiden [40 vo] bouken. 602 men souder wale in vinden materien nv hier een luttel nv daer 603 een luttel. die de leeke ende simpele lesende oft hoerende 604 in dietsche alter hant verstaen ende begripen souden Aldus 605 dan es hier gheseit welc die bouke siin. die van hoegher mate-606rien spreken ende die men den leeken niet voeren legghen en 607 sal Ende oec es hier gheseit in wat manieren dat si moghen 608 bouken hebben die van hoegher 609 materien spreken ende die hem 610 seer nutte ende oerboerlic ghele-611sen siin ¶ Zeer is te scuwen son-612derlicheit in spreken die goeden 613 menschen onghewoenlic es ende 614 die men inden bouken der heli-615ghen niet en vint
608K3 TEn anderen mael en ist 609 den leken mensschen niet 610 openbaerlic noch te raden. 611 mer ommer weder te spre-612ken. ende teghen te raden 613 dat sie lesen die duytssche 614 boeke. die een sonderlinghe 615 manier hebben van spreken | |
[pagina 194]
| |
616 anders dan die boeke der 617 heyligher kerken ende sijn 618 curioeslijc ende wonderlijc ghemaect. mit selsenen woerden 619 Alsoe dat sie niet allene ongheleerde mensschen niet en kon-620nen verstaen. mer oec grote gheleerde lude en verstaen sie 621 niet. om hoer selsen ende vreemde manier van spreken ende 622 wonderlike ende curiose woerde. ende men wil segghen dat 623 meyster egghaert aldusdanighe boeke ghemaect heeft die ghe-624noemt sijn egghaerts sermoen Ende somighe van desen boeken 625 leren van onghesceydenen leuen. somighe van puere aermoyde. 626 ende van broot te bidden ende niet te arbeyden mit den han-627den. somighe van vrieheyt des gheestes sonder enighe onder-628danicheit ende deser ghelijken. ende spreken hoghe dinghe 629 [183 ro b] anders dan der heylighen ghewoente is. Ende dese 630 boeke sijn den leken ende ongheleerde mensschen zeer anxte-631lijc. ende veruaerlijc om vele reden Ten eersten want dese 632 voorseyde boeke in hem hebben vele dwaelinghen ende oec 633 ongheloeue sonderlinghe nae dat die woerde luden. Mer want 634 die ongheleerde mensschen niet en konnen ondersceyden wat 635 valsch of waer is. mer alsoe al dinc nemen. ende ontfaen als 636 die boeke holden. soe onfaen si dicke dwaelinghe ende valsch 637 dinghe mitter waerheit. recht als venijnt mit honich besmeert. 638 want dit is den ongheloeuighen proeper ende eyghen. dat sie 639 mitter waerheit dwaelinghen ende ongheloeue pleghen te men-640ghen. Die ander reden waerom simpel mensschen dese boeken 641 sullen vlien is dit. want al weert al waer dat dese boeke leren so 642 en sijn nochtan die materien daer si of leren ende spreken niet 643 nutte voer ongheleerde mensschen in sulken materien lichteli-644ken moghen dwaelen. want dese boeke leren van sonderlinghen 645 materien. die niet ghemeen en sijn als waer des menssche vol-646comenheit in staet. ende dier ghelijc als voerscreuen is. ende 647 alsulke vreemde ende hoghe dinghe en sijn [183 vo a] niet voer 648 ongheleerde mensschen ¶ Ten derden mael. al weren dese boe-649ke wal alwaer ende van ghemeenen materien. nochtan solden 650 sie ongheleerde menschen scuwen ende vlien. Om hoer selsene 651 ende curiose manier van sprekenen. ende om die nieheit der 652 woerden Ende want si in woerden ende in manier van spreken 653 sijn onghelijc den boeken der heyligher leraers die die heylighe 654 kerke ghemeenlike aen neemt ende loeft Ende dit leert ons sun-655te pauwel beyde in sijnre epistel tot thymotheum. ende tot ti-656tum daer hi seghet. dat wy vlien sullen ende scuwen bose nye-657heyden of selsenheyden der woerde. bose ende quade nieheyde 658 als sunte augustinus seit is die niet en is nae der ghemeenre 659 leere der heyligher kerken mer bedect onder selsenheit ende | |
[pagina 195]
| |
660 vreemicheit selsenre ende donckerre woerden. Aldus sijn dese 661 voerseide boeke ghemaect onder selsenen woerden. dat sie oec 662 die ghene niet en konnen verstaen die inden heylighen scriften 663 ende boeken langhe hem hebben gheoeffent ¶ Ten vierden mael 664 en ist den leken ende ongheleerden mensschen niet nutte alsul-665ke boeken te studieren want in [183 vo b] dien dat sie daer in 666 leren vreemde ende selsene dinghe daer nochtan gheen macht 667 of gheen orbaer in ghelegen is. laten si hem duncken of si groot 668 ende wijs waren ende woerden op gheblasen in houerdien. ende 669 daerom seghet sunte pauwel dat si hem belouen ende toe scriuen 670 enen valschen naem der const. want si meenen dat si vele con-671nen. ende belouen datsi ander mensschen willen leren die waer-672heit ende groot dinghe Recht of die waerheit verholen waer 673 onder selsenheit der vreemder woerden Ende dit sijnt die seg-674ghen als in iob staet ghescreuen Toe mj is een verholen of be-675huedet woort ghesproken Ende dat salomon spreect in figure 676 ende persoen der ongheloeuigher dat sie sculende watere ende 677 dat verhude broet sijn suetest. want als sunte gregorius zeghet 678 Die ongheloeuighe mensschen vlyen altoes ghemeen leer. ende 679 pinen hem te vinden nye dinghe op dat si daer of mogen glo-680rieren ende ongheleerde ende onuerstanden mensschen ¶ Ten 681 vijften male salmen niet allene dese boeken vlyen
682B7 ¶ Hoe eens menschen gheest hoegher wert ende wasset in 683 dueghden ende gheesteliken leuene. hoe die heilige scrift hoe-684gher met hem clemt. ende hise hoechliker claerliker ende 685 ghewarichliker verstaet / Hier om sprect bernaerdus tot den 686 broederen vanden berghe gods dat die heilighe scrift wil ver-687staen werden met alsulken gheeste als si ghemaect is Nem-688mermeer seeghet hi en salstu sente pauwelsGa naar voetnoots scrift verstaen 689 noch des propheten dauids. diin gheest en werde gheliic den 690 gheeste. daer si haer scrift met hebben ghemaectGa naar voetnoot6 hec bernaer-691dus hier omme so ghesciedet dicke dat een mensche die hem 692 langhe in dueghden heeft gheoefent ende al met staden ende 693 gheordinerder erensticheit es op gheclommen tot den dughden 694 bat ende claerder ende hoegher verstaet die materie die trac-695teert vanden duegden daer hi eenpaerlic met om gaet / dan een 696 mensche die na der werelt leeft. ende daer niet af en gheuoelt 697 Ende dit machmen sien in den helighen vaders van egipten | |
[pagina 196]
| |
698 der welker dat meeste deel was ongheleert ende nochtan hoe-699gher ende scoender hebben ghesproken vanden dueghden en-700de gheleert hoeGa naar voetnoott men tot [41 ro] den dogheden mach comen 701 dan eenighe werlike meesters Aldus so siin volcomen inder 702 verstannissen die ghene die langhe hem hebben gheoefentGa naar voetnootv in 703 gheesteliken leuene. oec hoe wale si gheleert siin Hier omme 704 en sullen hem gheleerde menschen niet toernen. of daer ieghen 705 spreken. dat somighe deuote menschen die hem in duegheli-706ken werkenGa naar voetnootw oefenen someghe dietsche bouken hebben sonder-707linghe die van dugheliker oefeninghen leren. al eist dat dese 708 bouken gheleerden menschen die ongheoefe[n]t siin / hoeghe 709 dinken wesen ende sise niet wale enGa naar voetnootx connen verstaen Twerande 710 bouken siin die deuoten ongheleerden menschen niet en siin te 711 verbiedene. al scinen si ongheoefenden gheleerden menschen 712 hoeghe wesen Ten heersten alle boeken der heilighen die 713 eenen gheesteliken mensche leeren siin leuen ordinieren in 714 werckeliker dueghsaemliker oefeninghen als hoe hi hem sal 715 hebben in sinen eteneGa naar voetnooty. ende hoe vele hi eten sal. ende slapen 716 ende arbeiden wat tide hi beden sal hoe hi beden sal hoe hi 717 studeren sal hoe hi hem hebben sal als hi arbeit van buten. 718 ende deser gheliker voert alle bouke die hem leeren bekennen 719 hoe hi wederstaen mach die becoringhe des duuels siins 720 vleeschs ende werelt Jtem alle bouke die leeren hoe een men-721sche in hem verwinnen mach die quade begheerten ende pas-722sien. hoe hi die begheerte siinre zielen weder reformeren sal 723 Jtem bouke die vanden dueghden ende oec vanden sonden lee-724ren met wat trappen men opclemt tot den dueghden ende deser 725 ghelike Ten anderen maleGa naar voetnootz alle bouke die leeren hoe hem een 726 mensche sal oefenen van binnen ende hoe hi comen mach tot 727 innicheiden ende deuocien ende wat rechte [41 vo] innicheit 728 ende deuocie is Jtem bouken die leeren hoe hem een mensche 729 oefenen sal ende dinken op die doet ende passi cristi Ende oec 730 op al siin heilich leuen Jtem hoe een mensche comen sal tot 731 berouwenisse siinre sonden ende wassen ende toenemen inder 732 minnen gods ende vele deser gheliken. aldus ghedaen bouken 733 en siin leeken menschen niet te wederradene | |
[pagina 197]
| |
734K4 of hoe hi sal sijn begheerte maken ende formieren nae 735 dien dat hi bedet alse hi die woerde niet en verstaet die hi 736 leset of bedet Ende hierom ist dat sunte pauwel tot dien van 737 corinthen scrijft ende bewiset dattet beter is dat een menssche 738 verstae den sin daer of dat hi bedet dan hi allene die woerde 739 verstonde ende seghet aldus. Als ic mitter tonghe bede spreect 740 hi. Soe is mijn herte sonder vrucht dat is te verstane Als ic 741 alsoe bede dat ic allene die woerde verstae ic bidde soe is mijn 742 herte of mijn verstandenisse sonder vrucht Mer vele meer is 743 der leker mensschen herte sonder vrucht als si hoer ghebet 744 spreken in latijne. ende niet en verstaen noch den sin. noch 745 die woerde Niet dat dat ghebet datmen alsoe leest sonder ver-746standenisse niet verdienlic en si. of dat god niet en verhoerde 747 Mer dat eens mensschen herte niet alsoe zeer en wordet ghe-748uoedet mit ynnicheiden ende begheerten van binnen Of niet 749 alsoe zeer verlicht en wort in sijnre verstandenisse. want daer 750 behoeft een menssche aendacht toe Als sunte Thomas seghet 751 Ende hier van spreect sunte ambrosius ende seghet aldus Als 752 staet ghescreuen in glosa ordinaria En wilt niet werden ouer-753mits onwetenheit kindere die woerde spreken die si niet en 754 [184 ro b] verstaen En wilt niet werden kindere van sinnen 755 also dat ghi niet en verstaet dat ghi segghet als die kindere 756 Mer nae den exempel dat onse here ons voerleit weest kindere 757 of cleyn in quaetheide mer van sinnen weest volcomen Alsoe 758 dat ghi volcoemlike verstaet dat ghi spreket. want als sunte 759 ambrosius oec seghet Alsoe ist mit dien menssche die spraec 760 spreect die hem onbekant is mitten latijnsschen luden die in 761 griecscher tale singhen ende niet en verstaen. wattet si. mer 762 verlusten hem in dat gheluut der woerden ¶ Hier vut ende vut 763 vele anderen reden diemen hier mochte setten ist openbaer dat-764tet leken mensschen vele oerberliker is dat si hoer ghebed spre-765ken in duytssche op dat sijt verstaen Ende als sunte pauwel 766 begheert dat si beden beyde inden gheest ende inden herte 767 ende niet allene mitter tonghen dat sijt in latijn spreken. ende 768 en wisten niet wat si spraken. Ende hierom ist openbaerlic 769 dat ynnighe ongheleerde mensschen hebben duytssche boeke 770 daer si hem vut moghen oeffenen. ende wennen ynnichlike 771 hoer ghebed te spreken
772B8 ¶ Want men somighe menschen vint die daer op spreken 773 ende meinen dat het niet nutte en is. dat leeke lieden spreken 774 haer ghebet in dietscher talen. so eist orbuer een luttel daer 775 af te sprekene Ende hier om es te wetene dat hugo de sancto 776 victore leert in sinen bouken vanden ghebede dat ghewarich | |
[pagina 198]
| |
777 ghebedt ghelegen es in begheerten ende innicheiden des her-778ten ende niet inden woerden die wi lesen van buten Die ghe-779beden dan die den mensche alre meest verweckenGa naar voetnootaa tot innichei-780den ende deuocien ende helighen bernenden begheerten. die 781 siin den mensche alre nuts ende oerburlics ghelesen Gheliic 782 dat augustinus sprect so nemen wi daer omme aen die woer-783den op dat wi onse herte ende onse begheerte moghen verwec-784ken tot innicheiden ende bernender deuocien tot gode / nv 785 so mach yghelic menscheGa naar voetnootbb proeuen ende merken weder een 786 leec mensche meer wert verwect in sinen ghebede tot begheer-787ten ende innicheiden met latijnschen woerden die hi niet en 788 verstaet dan met dietschen woerden die hi verstaen mach wat 789 deuocien of wat innicheiden mach een mensche hebben inden 790 woerden die hi niet weet wat si betekenen oft hoe mach een 791 mensche zeere in alsulken woerden verwect werden Voert alsoe 792 die heilighe augustinus sprect in sijnre regulen als wi beden 793 so sullen wi dat ouerdinken in onser herten Dat wi met den 794 monde lesenGa naar voetnoot7 hec augustinus [42 ro] Niet dat dat ghebedt 795 datmen alsoe leest sonder verstannesse niet verdienlic en si of 796 dat het god niet en verhoert maer dat eens menschen herte niet 797 alsoe zeere enGa naar voetnootcc wert verwect noch ghevoedt met innicheiden 798 ende deuocien ende bernenden begheerten
799K5 ¶ Mer oftet nutter si hebben simpel ghebede mit slechten 800 woerden ghemaect. dan oftet nutter si datsi somighe psalme 801 hebben in duytssche die si lesen ¶ Hier is toe te antworden. 802 als die leraer segghen. wantmen die woerde of ghebede van 803 buten daerom aenneemt [184 vo a] op dat hem een menssche 804 verwecke tot ynnicheiden ende begherten van binnen tot gode 805 als voerseit is soe sijn eenen yeweliken menssche die ghebede 806 nutter ende oerberliker die hem meest verwecken tot ynnichei-807den. Ende aldus sijn somighen mensschen nutter slechte ghebe-808de. somighe die psalmen. daer nae datsi daer meerre begherten 809 ende ynnicheide in voelen Of als inder neghender vader col-810lacie staet Soe en is een menssche niet altoes in eenre begherte 811 te bidden. mer daer nae dat hi van binnen ghesaetet ende be- | |
[pagina 199]
| |
812reidet is. so heeft een menssch op som tijt meerre begherte 813 tot eenre manier van beden. dan totter ander manier. ende 814 daer nae sijn hem oec nutter somighe ghebedekens op een tijt. 815 dan op die ander tijt daer nae dat hi sijn begherte voelt tot 816 sulken ghebeden als voerseit is. of tot den psalmen ¶ Ende 817 al sijn die psalmen quaet ende zwaer te verstaen ende voer is 818 gheseit dat leke mensschen gheen hoghe ende zwaer leringhen 819 sullen lesen ¶ Nochtan want si dese psalmen niet en lesen om 820 die [te] verstaen mer om hoer begherte daerGa naar voetnootdd mede te ver-821wecken. soe en ist hem niet te verbiden mer te raden. datsi 822 somighe psalmen hebben in duytssche ouer ghesat want en sol-823den si die psalmen daerom niet lesen in duytssche. want si sie 824 niet en verstaen. soe en solden si sie oec niet lesen in latijn. 825 want si sie vele min verstaen in latijn [184 vo b] dan in duyts-826sche. want si in latine noch den sin. noch die woerde en ver-827staen. mer in duytssche verstaen si doch wat dat is te minste 828 die woerde Oec sijn vele psalmen die goet te verstaen sijn 829 alsoe vele alset hem noot is. dat is nae dattet hem ghenouch 830 is. hoer begherte mede te verwecken. al en weten si niet in 831 wat persoenen mit desen psalmen Miserere mei Deus Domine 832 ne in furore Ende dier ghelijke leest of dauidGa naar voetnootee ghemaect heeft 833 Nochtan verstaen si redeliken den sin nae der litteren. ende 834 dese syn dient ende is ghenouch. hoer begherte mede te ver-835wecken. ende goede aen te roepen Ja men en vint niet vele 836 psalmen die leke mensschen [...]Ga naar voetnootff den ommer [...]ff die 837 hem di [...]ff hugo zeghet. ende inder vader collacien staet. 838 soe maect die begherte dicke enen mensschen die psalmen 839 verstaen Sonderlinghe dat enen menssche enen syn daer vut 840 trecket daer nae dat sijn begherte is. Hier om en ist niet ver-841boden dat leke mensschen somighe psalmen hebben daer si 842 gode mede aenroepen ende haer begherte mede verwecken 843 Al en ist hem niet nutte. mer ommer onnutte. dat hem leke 844 mensschen wolden gheuen te studieren ende volcomelike ver-845staen die psalmen. Mer datsi die psalmen lesen moghen. en-846de gode daer mede aenroe-847pen. betughet sunte Jhero-848nimus in eenre epistel tot 849 marcellam daer hi seghet 850 dat die boumans inden lan-
847B9 Dat die leeke mensche die 848 salmen lesen moghen ende gode 849 daer met aenroupen. oec als 850 si haer antwert doen ghetughet | |
[pagina 200]
| |
851K5 de van bethleemGa naar voetnootgg bi haer 852 ploech Alleluya pleghen te 853 singhen. ende die meyers 854 die psalmen. ende die ar-855beiden inden wijngaerde yet 856 goedes pleghen te singhen 857 vander heyligher scrift. Dit 858 sijn spreect hi die zanghe 859 ende die minnentlike lide-860kene deses landesGa naar voetnoot8
851B9 ieronimus in epistola ad marcel-852lam daer hi sprect dat die acker-853manne inden lande van bethle-854em bi harer plouch alleluya ple-855ghen te singhenne ende die may-856ers die salmen ende die arbeiders 857 inden wiingaert yet goets van-858der heiligher scriift Dit siin 859 sprect ieronimus die sanghe en-860de die minlike liedekine deses 861 lants8 |
|