als je slaagt voor de toets kan je hier in de bijl-mer naar een school.
jer-rel springt door het huis.
ik ga naar am-ster-dam, ik ga met het vlieg-tuig.
hij lacht, zo blij is hij nu.
maar dan kijkt hij naar het ge-zicht van ou-ma.
huilt ou-ma nou?
ou-ma, zegt jer-rel, wat is er?
je moet niet hui-len hoor, ik ga niet weg, het is nog drie maan-den.
ja jer-rel ik weet het, maar ik ga je zo mis-sen, zegt ou-ma.
Ik ga je heel erg mis-sen.
en dan hui-len ze al-le-bei, jer-rel en ou-ma.