Hil-da de pil-da. De mop
(1997)–Anne Zeggen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
het is vijf uur in de mid-dag jer-rel zit op de bank op de hoek van de straat. naast hem zit hen-drik. ze zit-ten on-der de boom lek-ker uit de zon. het waait een beet-je. die bank heeft jer-rel ge-maakt met hen-drik en kries van ou-de plan-ken. geen mens mag op de bank zit-ten al-leen jer-rel en hen-drik kries ook en hun vrien-den. | |
[pagina 10]
| |
wat doen die jon-gens als ze op de bank zit-ten? soms zit-ten ze ge-woon zon-der iets te zeg-gen wel een uur lang. dan kij-ken ze naar de men-sen die voor-bij gaan: naar buur-man met zijn fiets naar oom frek-ko die ijsjes ver-koopt naar sjaan-ne met haar zou-te pin-daas. soms flui-ten ze als er een meis-je op straat loopt. | |
[pagina 11]
| |
of ze roepen iets: kom met me mee no of laat me ach-ter op je fiets. nu zit jer-rel op de bank. hij praat met hen-drik. jer-rel heeft een film ge-zien. hij ver-telt hen-drik het ver-haal van de film. nou toen kwam die boef hè die kwam in die bank met zijn pis-tool hè en hij riep, lig of ik schiet! en al die men-sen van de bank hè die gin-gen lig-gen. maar één vrouw hè die was bang en die gil-de! ge-woon schoot die boef drie keer met zijn pis-tool! | |
[pagina 12]
| |
maar dan komt ru-die er-aan. ru-die is een broer-tje van jer-rel. nee hè, zegt jer-rel als hij zijn broer-tje ziet. ga weg hoor, zegt jer-rel als ru-die ook op de bank wil gaan zit-ten. schiet op hè kom hier niet klet-sen je bent pas acht jaar je bent nog veel te klein.
zie je niet dat hier al-leen man-nen zit-ten hè die al een snor heb-ben? -jer-rel heeft al een paar haar-tjes on-der zijn neus en on-der zijn ok-sel. | |
[pagina 13]
| |
maar ik ken een mop zegt ru-die. een heel goe-ie mop uit de kin-der-krant. een-tje maar, luis-ter nou het gaat zo: een man heeft een brom-fiets hij gaat met die bro...l
hoor je niet wat ik zeg, vraagt jer-rel ik zeg toch ga weg hè. schiet nu op! ik luis-ter niet naar kin-der-praat ga die mop maar er-gens an-ders ver-tel-len hè! | |
[pagina 14]
| |
dat zegt jer-rel al-le-maal. hij ver-veelt van ru-die. maar kijk nou eens naar het ge-zicht van ru-die hij huilt bij-na. hen-drik zegt: hou nou op hoor jer-rel je hoeft niet zo stom te doen het is je broer-tje hoor. hij mag toch wel een mop ver-tel-len? dat is toch niet zo erg voor een keer?
ja hoor zegt jer-rel ver-tel dan maar. één mop, hè en niet meer dan is het klaar hè ik luis-ter.
en ru-die ver-telt: een man heeft een brom-fiets. hij gaat met die brom-fiets op de kwat-ta weg. | |
[pagina 15]
| |
hij gaat zo snel dat je hem bij-na niet meer ziet. hij vliegt voor-bij vroem, vroem, vroem. maar dan op-eens vliegt hij uit de bocht pats boem stil! de man staat weer op. hij kijkt naar zijn brom-fiets maar het is geen brom-fiets meer het is een krom-fiets..... | |
[pagina 16]
| |
de mop is klaar. ru-die is stil.... hij kijkt naar jer-rel en naar hen-drik.... jer-rel kijkt naar hen-drik.... dan lacht hen-drik ha, ha, ha, ha.... en jer-rel lacht ha, ha, ha, ha.... die ru-die, goeie mop zeg. geen brom-fiets maar een krom-fiets leu-ke mop hoor. ga maar vlug aan ma ver-tel-len dag ru-die. ru-die hup-pelt weg jer-rel kijkt naar hen-drik en hen-drik weer naar jer-rel. | |
[pagina 17]
| |
ik zei je toch, zegt jer-rel je hebt het zelf ge-zocht en dat is el-ke don-der-dag raak. - er zit een gek op het dak.... - of twee man-nen wan-de-len in de pal-men-tuin.... -of mees-ter vraagt aan jan-tje....
hé zegt hen-drik dan kijk wie daar aan komt daar met die lan-ge wit-te broek en die zon-ne-bril. is dat niet het zus-je van wen-del? jer-rel doet vlug zijn haar netjes. hen-drik gaat recht zit-ten dan gaat ze voor-bij. | |
[pagina 18]
| |
dag zus-je van wen-del, zegt hen-drik. het zus-je hoort niks. dag zus-je roept jer-rel. het zus-je zegt niks ze loopt rus-tig door. dag schat-je roept jer-rel dan je wijst mooi in mijn oog. jer-rel zucht. hij staat op en zegt ik ga naar huis ik moet de af-was nog doen. | |
[pagina 19]
| |
|