In de speeluren
(1850)–A.L.H. Ising, W.J. van Zeggelen– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
Liedje.
De morgenstond, de morgenstond
Heeft gouden vruchten in den mond
En wil men goed die vruchten kennen,
Men moet zich aan heur smaak gewennen.
Een vlugge geest, een blij gemoed,
Een sterk gestel, een rappe voet -
Dat al en meer nog lacht hem aan,
Die 's morgens maar vroeg op wil staan.
De morgenstond, de morgenstond,
Heeft gouden vruchten in den mond:
De frissche lucht, de geur der bloemen,
De kleurenpracht niet op te noemen,
De toonen van den nachtegaal,
De vlinders in hun bonte praal -
Al dat genot - hij smaakt het niet,
Die lui en laat het bed verliet.
| |
[pagina 68]
| |
De morgenstond, de morgenstond,
Heeft gouden vruchten in den mond.
Het is de tijd, naar wij beweren,
Om eens zoo vlug je les te leeren,
Nadat je dankbaar Hem gedacht,
Die al dat schoon heeft voortgebragt.
Hoort knapen, 'k roep het luid in 't rond,
Niets haalt er bij den morgenstond!
|
|