De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Wilhelmuslied. (Het oude verkort.) Wilhelmus van Nassouwen, Geteeld uit vorstlijk bloed, Was ik voor 's lands getrouwen Bezield met kracht en moed; Wilde ik mijn eerwoord geven, En hield dat woord gestand, En wijdde ik lot en leven Aan 't lieve Vaderland. In voorspoed en ellende Stond ik den landzaat bij; Hij, die mijn roeping kende, Stond strijdend aan mijn zij. 't Was geen verraad aan Spanje, Ik gaf mijn Koning eer, Maar 't wachtwoord van Oranje Was: land en volk zijn meer. Lang had het volk geleden, Het vond zijn recht verkracht; Zijn tranen en gebeden Met bittren hoon veracht; [pagina 288] [p. 288] 't Zag trouw met krenking loonen En leed betaald met spot; Het zag zijne eelste zonen Ten kerker en schavot. Luid had de stem gesproken, Die riep om recht voor smaad, Maar 't staatsoog was geloken Voor 't godvergeten kwaad; Tirannen kwamen wreken, Wat lijdensmoed bestond; 't Volk moest de boeien breken - Drenkte ook zijn bloed den grond. En 'k heb mijn God gebeden Dat Hij mij leiden zou: Hij was mijn kracht, tot heden Onwankelbaar en trouw. Ik achtte boei nog banden, Mijn plicht heb ik verstaan: 'k Zou voor de Nederlanden Verwinnen of vergaan. Maar - werd nog zwaarder lijden Den landzaat opgelegd, Ik hoopte op beter tijden, Door God ons toegezegd. De vrijheid van geweten, Het volk in 't hart geplant, Ze breekt den slavenketen Van 't zuchtend Vaderland. Vorige Volgende