De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De Gouvernante. Soms ontmoet ge een voedsterling In het huis der weelde, Die het brood, dat zij ontving, 't Kleed, dat ze om de schoudren hing, Graag met de armoe deelde. Kent gij haar, - het merk in 't bloed Van fatsoen en gaven, Die, met wat haar geest zich voedt, Anderen versieren moet, Maar 't voor zich begraven? Kent gij haar, 't verweesde kind, Heidebloem van 't leven, Die aan vreemden, onbemind, Jeugd en vreugde, maag en vrind - 't Liefste prijs moest geven? Kent gij haar, die smaad en schrik Ongevoeld moet wanen, Die den loos gespannen strik, Den vernederenden blik Wegdenkt in heur tranen. Die de erinring van zich weert Aan genegen harten, Die met moed haar lot braveert, Ouderliefde aan andren leert, Bij háár kindersmarte. 't Lieve kind, herkent gij haar, Die haar hand moet leenen [pagina 197] [p. 197] (Ach, wat valt heur taak soms zwaar!) Aan een nukkig oudrenpaar En verwende kleenen? 't Hoog gezin ten steun en raad, Wacht haar luttel lieven; Door haar meerdren soms gesmaad, Door heur minderen gehaat, Zwijgt haar mond van grieven. En 't vooruitzicht, dat haar beidt In de rijper dagen?... Eenzaamheid, afhanklijkheid, Vroeg vergaan genot beschreid, - Leed, geen mensch te klagen! Liefde, 't hoogste heil, dat God In den boezem plantte - Moederheil noch echtgenot Wassen voor uw levenslot, Arme Gouvernante! Wel u, die haar weg bespiedt, En haar hand mag vatten, En haar stille ontbering ziet, O, leer 't voorbeeld, dat ze u biedt, Op zijn waarde schatten. Schenk der weeze een liefdrijk hart, Zijt haar zielsverwante; Liefde voor verborgen smart, Liefde, die den hoogmoed tart, Zij uw Gouvernante. 1850. Vorige Volgende