De dichtwerken(1886)–W.J. van Zeggelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Zure Druiven. Och, wat die jonkheid dartel is, Vol onbezonnen streken, De vrome luî tot ergernis, Ik mag er niet van spreken.... Wat fijne betsy 't mondje trekt, Wen blonde buurtje lachebekt Als 't vrijertje aan komt stuiven! Die levenslust wekt betsy's blos; Maar denkt ze wel om d' ouden vos?... O wee, die zure druiven! Het blondje telt nauw achttien jaar En 't malt al met de knapen! In losse tressen golft het haar Langs schouders neer en slapen. Wat is die rok van wulpschen tooi, Wat trekt die halsdoek daar een plooi, Ik beef al voor 't verschuiven: Toe betsy, knijp uwe oogen dicht, Zie, hoe ze bleek wordt bij 't gezicht.... Dat's van de .... zure druiven! 't Ging anders toe in betsy's jeugd: Geen knaap zou kusjes rooven, Toen streed de lust niet met de deugd, (Goed, wie 't maar wil gelooven!) Men koosde niet langs 's Heeren paân, En, zag men al een paartje gaan, 't Was zedig als de duiven. Ach, kwam die goede tijd weerom! Maar reintje trekt zijn rug wat krom En mompelt: zure druiven. En als men eens aan betsy vroeg (Ze hoort het niet, ik fluister): Als liefde u in haar lichtkrans droeg, Verkoost gij dan het duister? Wie weet toch wat ze zeggen zou! [pagina 91] [p. 91] Ook fijne betsy is een vrouw En 't kon haar leed verschuiven? Maar neen, zij is haar lot gewoon, 't Mistrouwend lachje van haar koon Spreekt steeds van.... zure druiven. Och betsies betsies! 'k ben je vriend En 'k spot niet met je grieven; Maar heeft de jeugd het dan verdiend Dat gij haar smaadt om 't lieven? Goedhartigheid bij andrer vreugd, Geen spijt bij 't zien van zoet geneugt, Al mocht uw hoop verstuiven! Komt, stookt geen onrust bij de vreê, En lacht eens met de jonkheid meê, Dan worden 't zoete druiven. 1848. Vorige Volgende