Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
(1998)–Ambrosius Zeebout– Auteursrechtelijk beschermd(II, 2) [De Dalmatische kust][D]us seilende van Venegen met redelicken winde lancx der Zee Adriana, voor bij lijdende vele diverssche plaetsen ende steden, alle ligghende over de luchte handt ten vasten lande, als Torsello, Can oorlee, Grado, Aquilea, MonfalconGa naar eind10 ende vele meer andere, ende ghevaren hebbende onttrent onderhalven dach, zo quamen zij voor dlant van Ystrya dat een zeer proper landt es, uutnemende vruchtbaer van allen saken, verscheeden van Venegen hondert mijlen, ligghende metten eenen hende ende met den tween zijden ghenouch omme rijnct vander zee, in hem hebbende vele goeder havenen ende poorten om scepen, ende oec vele schoender steden, als Parensen, Triest, Fyonne, Peran ende Pola,Ga naar eind11 ende zijn alle goede steercke steden, meest den Veneetsianen toebehoorende.Ga naar eind12 Dit voorseyde land voor bij seylende, zo (48v) quamen zij ter stont int Colf Coernaer,Ga naar eind13 eene schoettinghe vander zee zo ghenaemt, dat al te quaet ende fel een water es, latende ter rechter hand een deel van Italien ende PoelgenGa naar eind14 ende vele schoender steden daer in ligghende up den houver vander zee, als Ravena, Rijmano, Peesaro, Anconen, Ortana, Tremole, Berletta, Monopoli, Brandisso, ende vele andere, te lanc om noumen.Ga naar eind15 Ende over de luchter zijde zo lijdtmen ooc voor bij vele steden ende heylandekins, als Galiola, Nya, Sanseego, Permynna, Sanpontello, Molata, Palloga, Ytemplij,Ga naar eind16 ende noch vele meer andere zonder ghetal, alle ligghende onder den name van Slavonien. De voorseyde plaetsen alle voor bij leden zijnde, zonder bijder gracien Gods eeneghen weerstoot of last te hebbene van stoorme oft ongheweerte, weerdich van scrivene, dat nochtans selden pleecht te ghebuerne, zo quamen zij ter stede van Jara, de welke oec in Slavonien gheleghen es, daer de patroen wat te doene hadde, ende es verscheeden hondert milen van Parensen,Ga naar eind17 eene zeere steercke ste- | |
[pagina 50]
| |
Handschrift Brussel, Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth, 55.473 (folio 46v.).
| |
[pagina 51]
| |
Handschrift Brussel, Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth, 55.473 (folio 47r.).
| |
[pagina 52]
| |
de wesende, bijcans omme rijnct vander zee. Over de zijde te landewaert es de steenrotse met grooten aerbeyde duer hauwen met grooten, wijden, diepen graven, up welke graven ende duer hausel staet ghemaect eenen steercken torre, die gheheel de stede van diere zijden bescudt ende defendeert; dese voorseyde stede es een bisscopdom, daer begraven leyt Sente Symon, die den ‘Nunc dimittis’ maecte als hij Onzen Heere in zijnen handen ontfinc ende besneet,Ga naar eind18 ende inde hoeftkercke inden hoghen aultaer zo leyt dat lichaem des propheets Johels zo (49r) men seit.Ga naar eind19 Te deser voorseyder steden pleghen de pilgerims die metten galleyen varen, eerst an land te gane als zij van Venegen scheeden, omme hemlieden te provancierne van versschen watere ende andere verssche saken. |
|