Borgerliicke Huyshouding(1628)–Lucas Zasy– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Derde Handelingh. Eerste wtkomst. Roel. May. Roel. Wat docht u flus al. May? hoe danst en doen de Poppen, Doen Ioffrouw met een voet u wou ter deur uyt schoppen? Tgingh der van kanten fray: tgat wou op schijven // gaen. Mijn docht ghy wijcken most: kont ghy niet blijven // staen? May. Twasser niet eens soo druck: ’thad een vijgh te beduyden. Roel. Mijn docht, sy u nochtans wel crachtelijck uyt luyden. May. Twas maer een misverstant. Hoe wel ick had ghelijck Om datse me Vrouw is daerom alleen ick wijck [Folio C3r] [fol. C3r] Roel. Tlieper hol af. Ghy most deur kneuckelen bosch springhen, En etende vuyst-loock. noch al placebo singhen. May. ’K segh ’tis onwaerheyt Roel: s’ heeft my niet aengheraeckt. Roel. Ghy weet nochtans wel May, hoe dat haer stock-visch smaeckt. Ghy most uw’ Vrouw, als ick mijn Heer doe, sachtkens streelen: Segghende Aep, wat sijn uw’ Iongen schoon: en spelen Ondertusschen moy weer: en leeren soo hupsch gaen Met thoutjen om het Kalf: dan sult ghy altijdt staen Int witte bladt, en sijn tbeste kindt uytghelesen, Want sotten, weet ghy sijn altijt gheerne ghepresen. May. Twil soo niet woutren Roel. Ick heb het wel besocht, Want ick hebt wel soo veer met schoon praten ghebrocht. Dat wy als Ey en Koeck d’een d’ander soet aensaghen: Maer als de buy quam an, warent weer nieuwe vlaghen Roel. Ick keuijert anders. May: want ick ende mijn Heer Zijn altijt wel te vreen, en twisten nimmermeer, May. Hoe na sout ghy wel Roel: jou wijsheyt dat toe schrijven? Maer loopt soo doch niet wegh, wilt noch een weynigh blijven. Hoe ist u Swagher al? Vet tot den bodem toe? Roel. Tis maer slecht vleeschken, en noch van een ouwe Koe. May. Ia soo! wist ick het niet! Ick seyt wel van te vooren; Altijdt smeertmer, en de Verckens loopen int kooren. Vorige Volgende