Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden
(1708)–Elisabeth van Wouwe– Auteursrechtvrij
[pagina 129]
| |
Stemme: Ick drinck den nieuwen Most.EIlaes vvat droef allarm
Wat treurspel wat gekerm
Wat droevigh suchten, wat jammerlijck getier
Hoortmen hier comen uyt het Vagevier
Elck sucht en vvent tot sijnen vrient
Die sy hier hebben t'aldermeest bemint
Vragen met reden hare gebeden
Sies y hebben gevoet
Met hunnen aerbeyt vlees en bloet,
2. Waerom vervolghdy my
Die hier soo bitterly,
Als Godt en gy vvort van mijn vlees versaet
Hoe comt dat gy my in dêes pijn verlaet,
Ontfermt u mijnder gy die zijt
Mijn naeste vrienden om vviens schult ick lijdt,
Door al te seer besorght te vvesen
Dat gy sout zijn geacht
Heb ick my tot dêes pijn gebracht
3. Tot desen fellen brant
Die pijnight van allen cant,
Sijn sy door 't oordeel Godt gecondamneert
Om dat sy zijn met schulden gepasseert,
En moeten naer 't besluyt
Alhier betaelen tot de leste duyt.
Dus vvilt toch storten u gebeden
En lyden met gedult
Om te betalen haere schult.
4. Sy lijden svvaeren dorst
Om eens te zijn verlost,
En te genieten dat goddelijck aenschijn
Wiens derven is hun aldermeeste pijn
En dat sy zijn besmet
| |
[pagina 130]
| |
Met schulden t'vvelt hun dit geluck belet,
Dit baert hun sulck een pijn mits desen
Dat eenen dagh voorvvaer
Hun dunckt te vvesen duysent jaer.
5. Komt kinders ende vrient
Die haer hier hebt bemint,
En groote sorgh droeght voor haer lichaem hier
Waer blijft gy nu sy svvemmen in het vier,
Toch penitentie doet
Stort goey gebeden uyteen reyn gemoet
Want met de maet dat gy sult meten
Sult gy gemeten zijn
Als gy sult comen tot dêes pijn.
|
|