Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden
(1708)–Elisabeth van Wouwe– AuteursrechtvrijStemme: Eenen Herder uytverkoren.O Joseph Bruydegom vande Maget
Die van Godt soo was bemint
Dat sy weerdigh was te dragen
Sijn eenigh Soon dat Heyligh kint,
Die ons van sonden dus quaemt te verlossen
Met wien gy vluchten door bergen en bosschen,
Om dat Herodes het dooden wou
Waer in gy toonden u liefde getrouw.
2. Gy hebt die terwe der uytverkoren
Dat Broodt des levens voor ons bewaert
Die van Maria was geboren,
En haer heeft van d'erf-sonde bewaert,
| |
[pagina 114]
| |
Dat eeuwigh woort des Vaders is Vleesch geworden
Om de werelt te stellen in goet orden
Die den af-godt sonder gewelt
Door sijn komste heeft neder geelt.
3. Wanneer gy hem eens hadt verloren
Dien kloecken Vorst sonder u schult
Bedroeft met u Bruyt uytverkoren,
Gonght gy hem soecken met groot gedult,
Niet alleen onder u vrinden en maeghden
Maer ga door de heele stadt Jerusalem vragen,
En vont hem by de Doctoren ras
Die hy seer wysselijck leerende was.
4. Van hem waert gy den Voester-Vader
Die de heele werelt draeght
En om ons liefde allegader,
Heeft sijn Vleesch en Bloet gewaeght,
Voor wiens aenschijn de Engels dorstigh sweven
En alle mogentheden moeten beven,
| |
[pagina 115]
| |
Die van al herten moet zijn bemint
Was hier ter aerden u voester-kint.
5. Ach Heyligh Joseph hebt medoogen
Tot u soo suchten wy overluyt
Die by Godts Moeder u lieve Bruyt,
Vraeght voor ons van u voester-kint victorie
Over den vyant en't s'hemels gelorie,
Naer desen langen droeven strijdt
Een wel gewenste eeuwigheyt.
|
|