Jan de Snoeper. De muurbekladder
(ca. 1927)–'t Woudvogeltje– Auteursrecht onbekend
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
Ha, daar slaat het etensuurtje,
Vlug springt Jan nu over 't schuurtje,
Ziet den werkman rustig gaan,
En ziet... de verf is blijven staan.
| |
[pagina 12]
| |
Stoutweg grijpt nu onze klant,
De kwast en smeert die langs de wand.
En een twee drie, klaar is 't portret
En Jan de bengel juicht van pret.
| |
[pagina 13]
| |
Maar daar komt de schilder Piet
Die verstoord de schade ziet.
Fluks grijpt die de deugniet beet,
Waarvoor hij de straf al weet
| |
[pagina 14]
| |
En weer doopt hij thans de kwast
En houdt Jantje stevig vast.
De straf voltrekt hij nu meteen,
Hij verft Jan rood van top tot teen.
| |
[pagina 15]
| |
Jantje huilt en dikke tranen,
Rollen langs zijn wangen neer,
En hij snikt: ‘Zoo stoute dingen
Doe ik nooit en nimmer weer.’
|
|