| |
| |
| |
Bibliografie
G. Acker Stratingh 1836: Geologische kaart van Groningen (met een beschrijving van J.A. Smit van der Vegt), Groningen |
G. Acker Stratingh 1847-1852: Aloude Staat en Geschiedenis des Vaderlands, Groningen, 2 delen |
J.A. Alberdingk Thijm 1855: ‘Kunst en archaeologie in Nederland’, De Dietsche Warande 1 (1855), 97-133 |
J.A. Alberdingk Thijm 1858: De Heilige Linie. Proeve over de oostwaardsche richting van kerk en autaar, als hoofdbeginsel der kerkelijke bouwkunst, Amsterdam (ook verschenen in De Dietsche Warande 3 (1857), 195-238, 331-373, 374-482) |
J.A. Alberdingk Thijm 1859: ‘De Romaansche Kunst in ons vaderland (Les églises romanes du royaume de Pays-Bas, door Mr. F.N.M. Eyck tot Zuylichem)’, De Gids 12 (1859) II, 459-471 |
J.A. Alberdingk Thijm 1860: ‘Eene bouwkunst voor onze tijd’, De Dietsche Warande v (1860), 504-511 |
C. van Alkemade 16991: Behandeling van 't Kamp-regt; d'aaloude en opperste regts-vorderinge voor den Hove van Holland, onder de eerste Graaven, 16991 Delft 17022, Rotterdam 17403 (de derde editie werd door P. van der Schelling aangevuld met ‘De oorsprong, voortgang, en 't einde van 't Kampen, en Düelleren’) |
C. van Alkemade 1699: Hollandse Jaar-boeken of Rijm-kronyk van Melis Stoke, behelsende de Geschiedenissen des Lands, onder de Princen van het eerste Huis, tot den Jare 1305, Leiden |
C. van Alkemade 1713: Inleidinge tot het Ceremonieel, En de Plegtigheden der Begraavenissen, En der Wapen-Kunde: Uit deszelfs Oorspronkelykheid Aangewezen en Opgeheldert, Delft |
C. van Alkemade, P. van der Schelling 1732-1735, Nederlands Displegtigheden, vertoonende de plegtige gebruiken aan den dis, in het houden van maaltyden, en het drinken der gezondheden, onder de oude Batavieren, en vorsten, graaven, edelen, en andere ingezetenen der Nederlanden, weleer gebruikelyk, nevens den oorsprongk
|
| |
| |
dezer Gewoontens, en der zelver overeenkomst met die van andere Volken, Rotterdam, 3 delen. |
M. Alting 1697: Descriptio, secundum antiquos, Agri Batavi & Frisii, una cum conterminis. Sive Notitia Germaniae Inferioris, Cis & ultra Rhenum; Qua hodie est in Dicione VII Foederatorum. Representata Tabulis Geographicis V & Commentario in loca omnia, hoc tractu, Romanis Scriptoribus & Monumentis, qua Latinis, qua Graecis, memorata; A C. Julius Caesare, ad Justinianum Aug., Amsterdam |
M. Alting 1701: Descriptio Frisiae inter Scaldis portum veterem & Amisiam, seu inter Sine & Emese: secundum medii aevi scriptores. Quae est Pars altera notitiae Germaniae Inferiores, Cis & ultra Rhenum, qua hodie est in Dicione VII Foederatorum, Representata tabulis geographicis IX. & Commentario in loca fere omnia, hoc tractu, Germanicarum & Francicarum Rerum Scriptoribus, ac Medii Aevi Monumentis, memorata; Ab Emancipatione Francorum, Imp. Justiniano, ad XIII. seculi finem, Amsterdam |
F.R. Ankersmit 1993: De historische ervaring, Groningen |
Antiquitates Belgicae, of Nederlandsche Oudtheden. Zijnde d'Eerste Opkomst van Holland, Zeeland, 't Sticht Utrecht, Overyzel, Vriesland, Braband, Vlaanderen, enz. Beneffens Dier Landaarts Oorsprongk, Voortgang, eerste Christendom, en wonderlyke gestichten, te dier tyden, zo in deze, als in andere landen voorgevallen, Amsterdam 17153 (eerste editie 1700, de volgende uitgaven in 1701, 1715, 1756) |
F. Arends 1835: Natuurkundige geschiedenis van de kusten der Noordzee en van de veranderingen welke zij, sedert den Cijmbrischen vloed tot op heden, door watervloeden ondergaan hebben, vertaald en met een voorrede en aanteekeningen vermeerderd door Dr. R. Westerhoff, Groningen (vertaling van de oorspronkelijke Duitse editie (Emden 1833, facsimile 1974) |
H.K. Arkstee 1738: Nymegen, de oude hoofdstad der Batavieren, in dichtmaat beschreven, en met aantekeningen, de oudheden van de Stad, en die van het Quartier van Nymegen betreffende, opgeheldert, Den Haag |
R.P.L. Arpots 1990: Vrank en Vry. Johannes le Francq van Berkheij (1729-1812), Nijmegen |
J.A. Bakker 1979: ‘Protection, acquisition, restoration, and main- |
| |
| |
tenance of the Dutch hunebeds since 1734: an active and often exemplary policy in Drenthe’, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 29 (1979), 143-183 |
J.A. Bakker 1984: ‘De opgraving in het Grote Hunebed te Borger door Titia Brongersma op 11 juni 1685’, Nieuwe Drentse Volksalmanak 101 (1984), 103-116 |
J.A. Bakker 1988: ‘Petrus en Adriaan Camper en de hunebedden’, in: J. Schuller tot Peurssum-Meijer, W.R. Koops (red.), Petrus Camper (1722-1789), onderzoeker van nature, Groningen, 89-98 |
J.A. Bakker 1990a: ‘Prehistory visualised: Hunebedden on Dutch school pictures as a reflection of contemporary research and society’, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 40 (1990), 29-71 |
J.A. Bakker 1990b: ‘Views on the Stone Age, 1848-1931: the impact of the Hilversum Finds of 1853 on Dutch Prehistoric Archaeology’, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 40 (1990), 73-99 |
J.A. Bakker 1993: ‘Auke van der Woud - De Bataafse hut, Verschuivingen in het beeld van de geschiedenis (1750-1850)’, Bulletin KNOB 92 (1993) nr 3, 74-78 |
J.A.J. Barge 1912: Friesche en Marker schedels. Bijdrage tot de kennis van de anthropologie der bevolking van Nederland, Amsterdam |
J. Beckering Vinckers 1877: Wie heeft het Oera Linda Boek geschreven?, Kampen |
J. Bent 1761: Aldervroegste Vaderlandze Oudheden, ontzwagteld en gezuiverd, van de vooroordeelen en misgiszingen der schryveren van de laatere eeuwen; in zes redevoeringen, Hoorn |
L.Ph.C. van den Bergh 1836: Nederlandsche Volksoverleveringen en Godenleer, Utrecht |
L.Ph.C. van den Bergh 1846: Proeve van een kritisch woordenboek der Nederlandsche mythologie, Utrecht |
L.Ph.C. van den Bergh 1852: Handboek der middel-nederlandsche Geographie naar de bronnen bewerkt, Leiden |
E. Bergvelt, R. Kistemaker (red.) 1992: De wereld binnen handbereik. Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen 1585-1735, Zwolle/Amsterdam |
H.A.A. van Berkel 1855: ‘Een Hollandsch dorp in de veertiende
|
| |
| |
eeuw’, De Dietsche Warande 1 (1855) 209-232, 305-326, 551-574. |
K. van Berkel 1985: In het voetspoor van Stevin. Geschiedenis van de natuurwetenschap in Nederland 1580-1940, Meppel/Amsterdam |
Beschryving der stadt Delft, behelzende een zeer naauwkeurige en uitvoerige Verhandeling van deszelfs eerste oorsprong, benaming, bevolking, aanwas, gelegenheid, prachtige en kunstige gedenkstukken en zeltzaamheden. Nevens derzelver voorregten, handvesten, previlegien, en regeeringsvorm. Alles 't zamengestelt en getrokken uit oude Hantschriften, Memorien, en Brieven en met zeer veele echte bewysstukken (te voren noit gedrukt) bevestigt: door Verscheide Liefhebbers en Kenners der Nederlandsche Oudheden, Delft 1729 |
Beschryving van het oude Batavische Zeestrant; mitsgaders Onderzoek of Vrankryk en Engelandt voor heen door het Kanael van een gescheiden zyn geweest; voorts uit welke Haven Julius Caezar naar Engelandt is overgestoken, en of het Eiland Brittia, waer van by Procopius gemelt wordt, een gedeelte van Out Batavien geweest zy; Als mede Een naeukeurig bericht wanneer het Graafschap van Hollandt is opgerecht, en eenige aantekeningen den mondt des Rhijnstrooms, de Haven by Katwyk op Zee, en eenige andere Nederlandsche Oudheden betreffende. Alles uit de verschillende gevoelens der Geleerden en Oudheidkenners op eene zekere wyze besloten en opgemaakt. Met de nodige Land-Kaerten verrykt, 's-Gravenhage 1753 |
J. in de Betouw 1819: Romeinsche Overblijfselen, opgedolven in den omtrek van Nijmegen, door Italiaansche en Fransche oudheidkundigen beoordeeld, Nijmegen |
T. Bieder 19392: Geschichte der Germanenforschung, 1500 bis 1806, Leipzig |
P.B.M. Blaas 1988: Anachronisme en historisch besef. Momenten uit de ontwikkeling van het Europees historisch bewustzijn, Rotterdam 1988 |
P.B.M. Blaas 1996: ‘De verjongende barbaren. Enkele historische ficties van de Romantiek’, in: Jo Tollebeek, Frank Ankersmit, Wessel Krul (red.) 1996, 47-64 |
J.P. Blok 1904: ‘Lugdunum Batavorum’, Leidsch Jaarboekje 1 (1904), 1-31 |
| |
| |
P. Boccone 1744: Natuurkundige Naspeuringen op Proef- en Waarneemingen gegrond. Zynde behalven een uitvoerige navorssing van den Groey der Planten, Zo betreffende derzelver begin, voortgang als volmaking, ook een bestipt onderzoek van de oorzaek der Wonderbare Versteeningen van Verscheide Lighamen; de Wording van het Corael, de Star-Steenen, de Mynstoffige Bezoar en het verschil van deeze met de Dierlyke, de versteende Vis-tanden, Ammon-Hoorn, Schelpen, enz. Waer by komt, Een omstandige betooging van den Aert, eigenschap en hoedanigheid der Brandende en Vuurbrakende Bergen; Inzonderheid van den Etna, door ondervindingen bevestigt en gesterkt, en uit derzelver zelfstandigheeden opgemaekt, Amsterdam |
L. van Bolhuis 1778: Tweetal van plegtige redevoeringen: welker eene over Jezaj. LXVI:1, 2, uitgesproken op den 12den van Wijnmaand 1777 ter inwijding van een nieuw Kerkgebouw te Oostwold, vele byzonderheden behelst uit de Oudheden dezes Lands, die in Bijvoegselen nader aangewezen worden, en welker andere, over Hagg. I:14, te Appingedam op den 2den van Bloeimaand 1777 gedaan ten besluite van de hooge Kerk-vergadering van Stad en Lande, den Godsdienst vertoont in deszelfs aangelegenheid, verval, en herstelling, voornamelijk in betrekking tot onze dagen, Groningen |
P. Bondam 1783-1809: Charterboek der hertogen van Gelderland en graaven van Zutphen; behelzende de handvesten, privilegien, vryheden, voorrechten en octroyen, als mede andere voornaame handelingen, verbonden, en overeenkomsten, derzelven: beginnende met de oudste brieven van die landstreeken, en eindigende met de afzwering van Koning Philips, als laatsten hertog, Utrecht |
J.F. Boogaard 1858: Wetten, decreten, besluiten en tractaten op den Waterstaat in Nederland, met aanteekeningen 1, Den Haag |
A. Borst 1957-1963: Der Turmbau von Babel. Geschichte der Meinungen über Ursprung und Vielfalt der Sprachen und Völker, Stuttgart, 6 delen |
J. Bots 1972: Tussen Descartes en Darwin. Geloof en Natuurwetenschap in de achttiende eeuw in Nederland, Assen |
G.A. Boutelje 1920: Bijdrage tot de kennis van A. Kluit's opvattingen over onze oudere vaderlandsche geschiedenis, Groningen/ Den Haag |
| |
| |
M.Z. Boxhorn 1634: Toneel ofte Beschryvinge Der Steden van Hollandt. Waer in haer Beginselen, Voortganck, Privilegien, Historie ende Gelegentheyt vervat worden int Latyn beschreven, int Nederlandts overgeset uyt de Copye, by den Autheur verbetert, Amsterdam (vertaling en vermeerdering van de oorspronkelijke editie M.Z. Boxhorn 1632: Theatrum sive Hollandiae comitatus et urbium nova descriptio etc., Amsterdam, door Geeraerdt Baerdeloos) |
M.Z. Boxhorn 16752: Historia universalis sacra et profana a Christo nato ad annum usque 1650 in qua Illustrium Gentium ac Principum Origines, Res Gestae, Variae Mutationes in Ecclesia et Republica, aliaque ex variis, etiam hactenus ineditis, monumentis traduntur, Frankfurt/Leipzig (16151) |
W.C. Brade 1827-1834: Theoretisch en practisch bouwkundig handboek ten dienste van ingenieurs, architecten, opzigters, timmerlieden, metselaars en verdere bouwkundigen, Den Haag (4 delen), 1842-18442 (5 delen) |
J.J. Brasser 1792: Geschied- en Recht-kundige Verhandeling van de week- en jaar-markten, mitsgaders van de zo genaamde Kermissen; byzonderlyk in Zeeland; Opgesteld, beschreven; en met de nodige Bewijzen, nopens der zelver Benaaming, Oorsprong, Vrijheden, en Voorrechten; zo uit de Romeinsche Rechten; als uit de Vaderlandsche Handvesten, Placaten, Statuten, en Keuren, gestaafd, Leiden |
J.G.S. van Breda 1837: ‘Over den toestand van Nederland in die oude tijdperken, tot welker overblijfselen men bij de verschillende artesische putboringen hier te lande is doorgedrongen’, Verslag van de XIe vergadering van het Koninklijk Nederlandsch Instituut (1837), 73-91 |
Ph.H. Breuker 1980: ‘It Friesch Genootschap, it Friesch Jierboeckjen en it Oera Linda Boek’, De Vrije Fries 60 (1980), 49-65 |
A.S.H. Breure, J.G. de Bruyn (red.) 1979: Leven en werken van J.G.S. van Breda (1788-1867), Haarlem/Groningen |
J.A. Brongers 1973: 1833: Reuvens in Drenthe. Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandse archeologie in de eerste helft van de negentiende eeuw, Bussum |
J.A. Brongers 1976: Air photography and Celtic field research in the Netherlands, Amersfoort |
M. Brouërius van Nidek 1725: Analecta Medii Aevi, ofte Oude
|
| |
| |
en nooit voorheen gedrukte Nederlandsche geschiedenisboeken I, waarin gevonden worden: Sicke Beninga, Chronickel der Vriescher Landen, en der stadt Groningen, Sybe Iarichs corte Chronyck, tracteerende van de hercomste der Vreesen, ende oer Vryheyt, Eens Onbekenden Schryvers cleyne Cronica van de Groninger Omlanden; Tjalling Aykema's Cronyxke van de Ommelanden, Opgezamelt, nagezien, en volgens aloude handschriften en eige tale der Schryveren uitgegeven, Amsterdam/Middelburg |
M. Brouërius van Nidek, I. le Long 1727-1733: Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Outheden, Geöpent, Opgeheldert en Wydlopigh Beschreven in Steden, Dorpen, Sloten, Adelyke Huizen, Kloosters, Kerken, Godshuizen, Poorten, en andere voorname Stads- en Landgebouwen, Amsterdam, 6 delen (opnieuw uitgegeven 1770-1771 [6 delen] en, met nieuwe tekstdelen van J.H. Reisig [en A.B. Strabbe] uitgebreid, Amsterdam 1792-1803, [8 delen] |
P. Brouwer Pz., W. Eekhoff 1834: Nasporingen betrekkelijk de geschiedenis der voormalige Middelzee in Friesland, Leeuwarden |
A. Brugmans 1773: ‘Sermo publicus, de monumentis variarum mutationum quas Belgii foederati solum aliquando passum fuit’, Verhandelingen ter nasporinge van de wetten en gesteldheid onzes vaderlands door een genootschap te Groningen Pro Excolendo Iure Patriae 1 (1773), 499-535 |
S.J. Brugmans 1781: Lithologia Groningana, iuxta ordinem Walerii digesta, cum synonimis aliorum, imprimis Linnaei et Cronstedii (ook verschenen onder de titel Dissertatio inauguralis de Lapidibus et Saxis agri Groningani), Groningen |
H. Brunsting 1973: Johannes Smetius als Romeins-provinciaal archeoloog, academische rede VU Amsterdam |
J.G. de Bruyn 1979: ‘Van Breda als geoloog - een overzicht’, in A.S.H. Breure, J.G. de Bruyn (red.), 227-234 |
A. Buchelius 1643: Ioannes de Beka Canonicus Ultrajectinus, et Wilhelmus Heda Praepositus Arnhemensis, de Episcopis Ultraiectinis, recogniti et notis historicis illustrati, Utrecht |
H. de Buck 1930: De studie van het Middelnederlandsch tot in het midden der negentiende eeuw, Groningen/Den Haag |
P.J. Buijnsters 1984: ‘Kennis van en waardering voor middelnederlandse literatuur in de 18de eeuw’, Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 16 (1984) 1, 39-58 |
| |
| |
D. Buddingh 1844: Verhandeling over het Westland, ter opheldering der Loo-en, Woerden en Hoven, benevens de natuurdienst der Friesen en Batavieren, Leiden |
F.X. Burtin 1790: ‘Andwoord op de vraag over de algemeene omkeeringen, welke de aarde aan haare oppervlakte ondergaan heeft, en over de oudheid van onzen aardkloot’, Verhandelingen uitgegeeven door Teyler's Tweede Genootschap 8 (1790), 3-242 (oorspronkelijke Franse tekst); 243-381 (Nederlandse vertaling) |
A.F. Busching 1773-1779: Nieuwe geographie, of aardryksbeschryving, Den Haag/Amsterdam/Utrecht (vertaling van de vierde Duitse editie), 6 delen |
A.F. Büsching 1790: Nieuwe en Volledige Geographie, of aardryksbeschryving, Amsterdam, 5 delen (15 banden) |
A.W. Byvanck 1931-1947: Excerpta Romana. De bronnen der Romeinsche geschiedenis van Nederland, Den Haag, 2 delen |
A.G. Camper 1799: ‘Over den oorsprong der uitgedolven beenderen van den St. Pietersberg, by Maastricht, Briefswyze medegedeeld aan M. van Marum, Secretaris der Maatschappy’, Natuurkundige Verhandelingen van de Bataafsche Maatschappy te Haarlem 1 (1799), 169-198 |
H. Cannegieter 1734: Dissertatio de Brittenburgo, Matribus Brittis, Brittanica Herba, Brittia Procopio Memorata, Britanorumque Antiquissimis per Galliam et Germaniam Sedibus, Den Haag |
C.L. ten Cate 1987: Lambert ten Kate Hermansz. (1674-1731), taalgeleerde en konst-minnaar, Utrecht |
A. de Caumont 1838: Histoire sommaire de l'architecture religieuse, civile et militaire du moyen-âge, Parijs |
Lieven De Cauter 1995: Archeologie van de kick. Verhalen over moderniteit en ervaring, Amsterdam/Leuven |
Philippus Cluverius 1616: Germaniae antiquae libri tres. Opus post omnium curas elaboratissimum, tabulis geographicis, et imaginibus, priscum Germanorum cultum moresque referentibus, extornatum, Leiden (volgende edities 1631, 1663) |
L.A. Cohen 1842: ‘Bijdragen tot de Geologie van ons Vaderland. 1. De Hondsrug, en deszelfs versteeningen 2. Geognostische Beschrijving van den Hondsrug’, Tijdschrift voor Natuurlijke Geschiedenis en Physiologie 9 (1842) |
J.D.M. Cornelissen 1938: Hooft en Tacitus, Nijmegen/Utrecht |
| |
| |
I. da Costa 1823: Bezwaren tegen den geest der eeuw, z.p. (Leiden 19232) |
J.J. Cremer z.j.8: Anna Rooze, Leiden |
A.F. Cronstedt 1760: Versuch einer neuen Mineralogie, Kopenhagen |
P. van Cuyck 1780 (1969): Beschryving van eenige Oudheden, gevonden in een Tumulus, of begraafplaats, op het eiland Texel; in November, 1777, Amsterdam (facsimile 1969) |
P. van Cuyck 1789 (1969): Brieven over Texel en de naby-gelegen Eilanden; uit de aantekeningen van wylen den Heere P. van Cyuck, in leven Kunst-Schilder in 's-Gravenhaage, Delft (facsimile 1969) |
Q.W.J. Daas 1961: De gezangen van Ossian in Nederland, Nijmegen |
M. Dassen 1835: ‘Verhandeling over het ontstaan der losse steenen, die op de Drentsche heidevelden, en op andere plaatsen voorkomen’, Tijdschrift voor Natuurkundige Geschiedenis en Physiologie 2 (1835), 255-295 |
Description de L'Egypte; ou recueil des observations et des recherches qui ont été faites en Egypte, pendant L'Expedition de l'armée française, Parijs 1818-18281 (19 delen), 1820-18302 (24 delen) |
A.Th. van Deursen 1957: Leonard Offerhaus. Professor Historiarum Groninganus (1699-1779), Groningen/Djakarta |
A.Th. van Deursen 1970: Jacobus de Rhoer 1722-1813. Een historicus op de drempel van een nieuwe tijd, Groningen |
E.J. Diest Lorgion 1852-1857: Geschiedkundige beschrijving der stad Groningen, Groningen, 2 delen |
H. Dijkstra, F.C.J. Ketelaar 1965: Brittenburg, raadsels rond een verdronken ruïne, Bussum |
A. Dominguez 1976: Vulkanen, Bussum |
H. Duits 1990: Van Bartholomeusnacht tot Bataafse opstand. Studies over de relatie tussen politiek en toneel in het midden van de zeventiende eeuw, Hilversum |
G. Dumbar 1719-1722: Analecta seu vetera aliquot scripta inedita, ab ipso publici juris facta, Deventer, 3 delen |
W. Dykstra 1895-1896 (1970) Uit Friesland's Volksleven van vroeger en later. Volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertel- |
| |
| |
lingen, volksbegrippen, Leeuwarden (facsimile 1970) |
W. Eekhoff 1851: Geschiedenis van Friesland in hoofdtrekken; bevattende een Overzigt van de lotgevallen der Friezen en van de voornaamste gebeurtenissen, gedurende bijna tweeduizend jaren in dit land voorgevallen, uit vele vroegere en latere bronnen bewerkt. Met eene Schetskaart van den waarschijnlijken toestand van het land der Friezen en hunne naburen, omstreeks den aanvang onzer tijdrekening, Leeuwarden |
Eerste brief over byzondere Nederlandsche Oudheden Bevattende deze ene Beschryvinge en verklaringe van enen ouden Grafkelder, onlangs by Anlo, in het landschap Drenthe ontdekt: als mede van de zogenaamde Donder-beitels en Vrouw Jacobaes Kannetjes enz., geschreven door enen Liefhebber der Nederlandsche Oudheden, Arnhem 1757 |
G. Elzinga 1973: ‘De opkomst van de belangstelling voor de archeologie van Friesland’, De Vrije Fries 53 (1973), 68-79 |
E.M. Engelberts 1784-1799: De aloude staat en geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, Amsterdam, 4 delen |
W.A. van Es e.a. (red.) 1973: Archeologie en historie (feestbundel H. Brunsting), Bussum |
W.A. van Es e.a. 1988: Archeologie in Nederland. De rijkdom van het bodemarchief, Amsterdam |
F.N.M. Eyck tot Zuylichem 1849: ‘Kort overzigt van den bouwtrant der middeleeuwsche kerken in Nederland’, Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht 2 (1849) 1e stuk, 67-146 |
F.N.M. Eyck tot Zuylichem 1855: Kort overzigt van de oude versterkingen in ons land, Montfoort |
F.N.M. Eyck tot Zuylichem 1858: Les églises romanes du royaume des Pays-Bas, Utrecht |
B. Faujas Saint Fond 1802-1804: Natuurlijke Historie van den St. Pieters berg bij Maastricht, Amsterdam, 2 delen |
H.O. Feith 1837: ‘Korte schets van de oude gewoonte, om in houten gebouwen te wonen, en van derzelver overgang tot steenen woningen, voornamelijk in Groningen’, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis 1 (1837), 209-265 |
R.J. Forbes e.a. (red.) 1969-1976: Martinus van Marum. Life and Work, Haarlem, 6 delen |
| |
| |
J. le Francq van Berkheij 1769-1811: Natuurlyke Historie van Holland, Amsterdam/Leiden, 9 delen |
Paul Frankl 1960: The Gothic. Literary Sources and Interpretations through Eight Centuries, Princeton N.J. |
W.Th.M. Frijhoff 1992: ‘The Dutch Enlightenment and the creation of popular culture’, in: M.C. Jacob, W.W. Mijnhardt (red.) 1992, 292-307 |
W.Th.M. Frijhoff 1994: ‘Volkskundigen vóór de volkskunde?’, Volkskundig Bulletin 20 (1994) 3, 245-267 |
C. Gamble 1986: The palaeontological settlement of Europe, Cambridge etc. |
J.G. Gerretzen 1940: Schola Hemsterhusiana. De herleving der Grieksche studiën aan de Nederlandsche universiteiten in de achttiende eeuw van Perizonius tot en met Valckenaer, Nijmegen/Utrecht |
P.A.M. Geurts 1982: ‘Nederlandse overheid en geschiedbeoefening 1825-1830’, Theoretische Geschiedenis 9 (1982) 3, 304-328 |
P.A.M. Geurts, A.E.M. Janssen (red.) 1981: Geschiedschrijving in Nederland. Studies over de historiografie van de Nieuwe Tijd, Den Haag, 2 delen |
P.A.M. Geurts e.a. (red.) 1992: J.A. Alberdingk Thijm 1820-1889. Erflater van de negentiende eeuw, Baarn |
L. Ghijs, L. Vercauteren 1979: ‘De geologische en mineralogische kartering in België onder het Hollands bewind’, in: A.S.H. Breure, J.G. de Bruyn (red.), 235-265 |
E. Gibbon 1776-1788: The History of the Decline and Fall of the Roman Empire, Londen, 6 delen |
A.E. van Giffen 1947: ‘Het Hunsow-vraagstuk en het oudheidkundig bodemonderzoek’, in: Het boek der Podagristen, Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst door drie Podagristen, Assen 1947, 121-131 |
F. Grijzenhout 1989: Feesten voor het Vaderland. Patriotse en Bataafse feesten 1780-1806, Zwolle |
F. Grijzenhout, W.W. Mijnhardt, N.C.F. van Sas (red.) 1987: Voor Vaderland en Vrijheid. De revolutie van de patriotten, Amsterdam |
Jacob Grimm 1819-18371: Deutsche Grammatik, Göttingen |
Jacob Grimm 1826: Deutsche Rechtsalterthümer, Göttingen |
Jacob Grimm 19425: Deutsche Mythologie, Leipzig (18351) |
| |
| |
Jacob en Wilhelm Grimm 1986: Kinder- und Hausmärchen (uitgegeven door Heinz Rölleke), Göttingen (1812-18151) |
Jacob en Wilhelm Grimm 1994: Deutsche Sagen (uitgegeven door Heinz Rölleke), München (18161) |
S. Groenveld 1981: Hooft als historieschrijver. Twee studies, Weesp |
E.O.G. Haitsma Mulier 1987: ‘“Hoofsche papegaaien” of “redelijke schepsels”: geschiedenis en politiek in de Republiek in de eerste helft van de achttiende eeuw’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 102 (1987), 450-475 |
E.O.G. Haitsma Mulier 1992a: ‘De Bataafse mythe in de patriottentijd: De aloude staat en geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden van E.M. Engelberts’, Theoretische Geschiedenis 19 (1992) 1, 16-34. |
E.O.G. Haitsma Mulier 1992b: ‘Between Humanism and Enlightenment: the Dutch writing of history’, in: M.C. Jacob, W.W. Mijnhardt (red.) 1992, 170-187 |
E.O.G. Haitsma Mulier 1994: ‘De achttiende eeuw als eeuw van het historisch besef’, De Achttiende Eeuw 26 (1994) 2, 147-152 |
E.O.G. Haitsma Mulier, G.A.C. van der Lem 1990: Repertorium van geschiedschrijvers in Nederland 1500-1800, Den Haag |
H. Halbertsma 1962/1963: ‘De herkomst der Friezen in de spiegel der middeleeuwse geschiedschrijving’, Berichten Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 12/13 (1962/1963), 236-259 |
H. Halbertsma 1963: Terpen tussen Vlie en Eems. Een geografisch-historische benadering, Groningen |
H.C. van Hall 1840: Redevoeringen over de geologie en delfstofkunde, ten vervolge op de redevoeringen van J.A. Uilkens, over de volmaaktheden van den Schepper in zijne schepselen beschouwd, tot verheerlijking van God en tot bevordering van nuttige natuurkennis, Groningen |
D.F.J. van Halsema 1778: ‘Oordeelkundige verhandeling over den staat en regeringsvorm der Ommelanden, tusschen den Eems en de Lauwers, van derzelver allereerste en vroegste opkomst, tot op deeze tijden; waar in de grondbeginzelen van derzelver Staatsen bijzonder recht, voornamentlijk in de oudste tijden, gelijk ook van dat van 't aloud Friesland, worden nagespoort en aangetoont’,
|
| |
| |
Verhandelingen ter nasporinge van de wetten en gesteldheid onzes vaderlands door een genootschap te Groningen Pro Excolendo Iure Patriae 2 (1778), 1-562 |
J.I. Harkenroht 17312: Oostfriesche Oorsprongkelykheden, van alle Steden, Vlekken, Dorpen, Rivieren, enz. in ende buiten Oostfriesland en Harrelingeland, Uit Oude Boeken, Verzegelingen, Gedenkteekenen, Opschriften en Aanteekeningen, volgens onze oudste landstaale, Met een Voorberigtende Handleidinge, Inlandze en Buitenlandze Oudheden, als ook Godgeleerdheidkundige Aanmerkingen, en vier omstandige Bladwyzers, Groningen |
P. Harting 1853a: ‘De bodem onder Gorinchem onderzocht en beschreven’, Verhandelingen uitgegeven door de commissie belast met het vervaardigen eener Geologische beschrijving en kaart van Nederland 1 (1853), 105-143 |
P. Harting 1853b: Het eiland Urk. Zijn bodem, voortbrengselen en bewoners, Utrecht |
P. Harting 1857: De voorwereldlijke scheppingen, vergeleken met de tegenwoordige, in tafereelen, Tiel |
P. Harting 1961: Pieter Harting 1812-1885. Mijne herinneringen, autobiografie, Amsterdam |
G. van Hasselt 1803-1804: Arnhemsche Oudheden, Arnhem, 4 delen |
G. van Hasselt 1805: Bydragen voor d' oude Geldersche maaltyden, Arnhem |
J.F.L. Haussmann 1831: ‘Verhandeling over den oorsprong der Graniet en andere primitieve Rotsblokken, die over de vlakten der Nederlanden en het Noordelijk Duitschland verspreid liggen’, Natuurkundige Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem 19 (1831), 271-400 |
J. van Heemskerck 17295: Batavische Arcadia, waer in, onder 't Loofwerk van Liefkooserye, gehandelt werdt, van den oorsprong van 't oudt Batavien, vryheydt der voorige en volgende Bataviers, Amsterdam (de eerste, beknoptere editie verscheen anoniem, onder de titel Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische Arcadia, Amsterdam 1637) |
O.G. Heldring 1838-1839: Wandelingen ter opsporing van Bataafsche en Romeinsche oudheden, legenden, enz. in de Betuwe, Amsterdam, 2 delen |
| |
| |
O.G. Heldring 1840: ‘De Woerd enz. te Kesteren in de Neder-Betuwe’, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 2 (1840), 208-214 |
C.R. Hermans 1845: Bijdragen tot de Geschiedenis, Oudheden, Letteren, Statistiek en Beeldende Kunsten der Provincie Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch, 2 delen |
W. Herschel 1791: Ueber den Bau des Himmels, Königsberg |
Ph.W. van Heusde 1841: De school van Polybius, of Geschiedkunde voor de negentiende eeuw, Amsterdam |
H.F. van Heussen 1715-1716: Batavia Sacra, of Kerkelyke Historie en Oudheden van Batavia, behelzende de Levens van onze eerste Geloofsverkondigers; Mitsgaders van de Utregtsche Bisschoppen, en van de voornaamste Personen die hier te Lande in geleerdheit of heiligheit uytgemunt hebben (uit het Latijn vertaald en van aantekeningen voorzien door H. van Rijn), Antwerpen, 3 delen |
H.F. van Heussen 1722: Oudheden en gestichten van Zeeland, behelzende De Oudheden, opkomsten, en benaamingen van de eylanden onder Zeeland behoorende, en van de Steden en Dorpen, in die eylanden gelegen: beneffens de Stichtingen der geestelijke Gebouwen, Kerken, Abdyen, Kloosteren, Kapellen: de Kerk- en Klooster-oversten, Geleerde Mannen, enz. (uit het Latijn vertaald en geannoteerd door H. van Rijn), Leiden |
J. Hilarides 1677: It aade Friesche Terp, Vertoonende De Frije Friezen, In haar Oorsprong, Opkomst, en Voortgang: Als Landbestiering, Waapenhandel, Krygsdaaden, Weetenschap, Vreemde voorvallen, Vuer voor de Vrijheit, Afgooderije, Godsdienst, en Landstreek. In 't gemeen bij een gehoopt, voor de Liefhebbers der Vryheit, Leeuwarden |
C.P. Hoekema, Peter Karstkarel, Ph.H. Breuker 1980: Eekhoff en zijn werk. Leven en werken van Wopke Eekhoff (1809-1880), stadsarchivaris van en boekhandelaar te Leeuwarden, Leeuwarden |
J.H. Hoeufft 1812: Taalkundige aanmerkingen op eenige oud-Friesche spreekwoorden, Breda |
J.H. Hoeufft 1816: Taalkundige bijdragen tot de naams-uitgangen van eenige, meest Nederlandsche, plaatsen, Breda |
P. Hofstede 1815: ‘Beschrijving van de grafplaats, de gedaante hebbende van een hunebed, in het jaar 1809, bij Emmen in Dren- |
| |
| |
the, uit een heuvel opgedolven’, Letter- en Oudheidkundige Verhandelingen der Hollandsche Maatschappij te Haarlem 1 (1815), 369-376 |
Ludvig Holberg 1741 (1995): De onderaardse reis van Claas Klim, Leiden (facsimile 1995 van de oorspronkelijke Nederlandse vertaling, met een inleiding van André Hanou) |
A. Hondius-Crone 1955: The Temple of Nehalennia at Domburg, Amsterdam |
R. Hooykaas 1981: ‘De natuurwetenschappen in “de eeuw der genootschappen”’, in: H.A.M. Snelders, K. van Berkel (red.) 1981, 131-167 |
G.C. Horst 1817: Dämonomagie, oder Geschichte des Glaubens an Zauberei und Dämonische Wunder, mit besondere Berücksichtigung des Hexenprocesses seit den Zeiten Innocentius VIII, Frankfurt am Main, 2 delen |
G.C. Horst 1820: Von der alten und neuen Magie. Ursprung, Idee, Umfang und Geschichte, Mainz |
G.C. Horst 1821-1826 (1979): Zauber-Bibliothek. Oder von Zauberei, Theurgie und Mantik, Zauberern, Hexen und Hexenprocessen, Dämonen, Gespenstern und Geistererscheinungen, Mainz, 6 delen (facsimile met register 1979, 8 delen) |
M.A. Hoskin 1963: William Herschel and the Construction of the Heavens, Londen |
F.W.N. Hugenholtz 1981: ‘Adriaan Kluit en het onderwijs in de mediaevistiek’, in: P.A.M. Geurts, A.E.M. Janssen (red.) 1981, 1, 143-162 |
B. Huydecoper 1772: Rymkroniek van Melis Stoke, met Historie- Oudheid- en Taalkundige Aanmerkingen, Leiden, 3 delen |
Margaret C. Jacob, W.W. Mijnhardt (red.) 1992: The Dutch Republic in the eighteenth century. Decline, Enlightenment, and Revolution, Ithaca/Londen |
L.J.F. Janssen 1833: Grafheuvelen der oude Germanen, Leiden |
L.J.F. Janssen 1842: ‘Over oude werptuigen, opgedolven te Katwijk’, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 3, 137-152 |
L.J.F. Janssen 1842-1846: Oudheidkundige Mededeelingen, Leiden |
L.J.F. Janssen 1844: ‘Over de oudste Vaderlandsche schansen, be- |
| |
| |
paaldelijk de Huneschans aan het Udeler-meer’, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 4, 90-91 |
L.J.F. Janssen 1848: Drentsche Oudheden, Utrecht |
L.J.F. Janssen 1852: ‘Beschouwing van den vooruitgang in de beoefening der monumentele vaderlandsche oudheidkunde, gedurende de laatste vijf en twintig jaren’, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 8, 2-26 |
L.J.F. Janssen 1853: ‘Over de beschaving der allervroegste bewoners van ons vaderland, afgeleid uit gevonden overblijfselen’, Oudheidkundige Verhandelingen en Mededeelingen 1, Arnhem 1853, 1-26 |
L.J.F. Janssen 1856: Hilversumsche Oudheden. Eene bijdrage tot de ontwikkelingsgeschiedenis der vroegste Europeesche volken, Arnhem |
W.J.A. Jonckbloet 1849: Over Middelnederlandschen epischen versbouw, Amsterdam |
W.J.A. Jonckbloet 1851-1855: Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst, Amsterdam, 3 delen |
W.J.A. Jonckbloet 1854: De beoefening van de geschiedenis des vaderlands in wezen en strekking, Groningen |
E. de Jongh 1973: ‘“'t Gotsche krulligh mall”. De houding tegenover de gotiek in het zeventiende-eeuwse Holland’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 24, 85-145 |
H.G. Jonker 1907: Lijst van geschriften, welke handelen over of van belang zijn voor de geologie van Nederland (1734-1906), Amsterdam |
J.J. Kalma 1956: ‘Thet Oera Linda Bôk’. Bibliografie van gedrukte stukken en overzicht van de verzameling brieven, handschriften, portretten enz. aanwezig op de Provinciale Bibliotheek van Friesland en bij het Fries Genootschap van geschied-, oudheiden taalkunde te Leeuwarden, Leeuwarden |
H. Kampinga 1917 (1980): De opvattingen over onze oudere vaderlandsche geschiedenis bij de Hollandsche historici der XVIe en XVIIe eeuw, Den Haag 1917 (facsimile 1980) |
I. Kant 1755: Allgemeine Naturgeschichte und Theorie des Himmels, oder Versuch von der Verfassung und dem mechanischen Ursprunge des ganzen Weltgebäudes nach Newtonischen Grundsätzen abgehandelt, Köningsberg 1755 |
| |
| |
J.W. Karsten 1819: ‘Verslag wegens het oude planken voetpad tusschen Ter-Apel en Valthe’, Algemeene Konst- en Letterbode, 136-160 |
L. ten Kate 1710: Gemeenschap tussen de Gottische Spraeke en de Nederduytsche vertoont I. By eenen Brief nopende deze Stoffe. II. By eene Lyste der Gottische Woorden, gelykluydig met de onze, getrokken uyt het Gothicum Evangelium. III. By de Voorbeelden der Gottische Declinatien en Conjugatien, nieulyks in haere Classes onderscheyden. Alles gerigt Tot Ophelderinge van den Ouden Grond van 't Belgisch, Amsterdam |
L. ten Kate 1723: Aenleiding tot de kennisse van het Verhevene Deel der Nederduitsche Sprake. Waer in hare zekerste Grondslag, edelste Kragt, nuttelijkste Onderscheiding, en geregeldste Afleiding overwogen en naegespoort, en tegen het Allervoornaemste der Verouderde en Nog-levende Taelverwanten, als 't Oude Moeso-Gottisch, Frank-Duitsch, en Angel-Saxisch, beneffens het Hedendaegsche Hoog-Duitsch en Yslandsch, vergeleken word, Amsterdam |
S.R.E. Klein 1995: Patriots republikanisme. Politieke cultuur in Nederland (1766-1787), Amsterdam |
O. Klindt-Jensen 1975: A History of Skandinavian Archeology, Londen |
A. Kluit 1761: Wederlegging der ontzwagtelde en gezuiverde aldervroegste Vaderlandze Oudheden van den Heer J. Bent, benevens ene korte bijlage over het Westfriese Jagtregt van denzelven, Den Haag |
A. Kluit 1802-1805: Historie der Hollandsche Staatsregering, tot aan het jaar 1795. Of geschied- en staatkundig onderzoek, in welken zin de Staten van Holland, gedurende de republikeinsche regering, zijn geweest de wettige souvereine vertegenwoordigers van 't gansche volk van Holland, of der geheele natie, Amsterdam, 5 delen |
L. Knappert 1887: De beteekenis van de wetenschap van het folklore voor de godsdienstgeschiedenis onderzocht en aan de Holdamythen getoetst, Amsterdam |
L. Knappert 1900: ‘Dr Joh. Picardt, zijne taal en zijne bronnen’, Nieuwe Drentsche Volksalmanak 18, 21-68 |
E. Knol 1985-1986: ‘Bij het portret van Dr. Arend Folmer’, Groningse Volksalmanak. Historisch Jaarboek voor Groningen, 138-144 |
| |
| |
P. Knolle 1984: ‘Het begrip “Gotisch” in de 18de-eeuwse Nederlandse kunsttheorie’, Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 16 (1984), afl. 1, 17-38 |
G.W. Knorr, J.E.I. Walch 1768-1773: De natuurlyke historie der Versteeningen, of uitvoerige Afbeelding en Beschryving van de Versteende Zaaken, die tot heden op den aardbodem zyn ontdekt (vertaling uit het Duits met aantekeningen door M. Houttuyn), Amsterdam, 3 delen |
G.P.M. Knuvelder 19735: Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, 's-Hertogenbosch |
Tom Koch 1990: The news as myth. Fact and context in journalism, New York/Westport, Conn./Londen |
P.B. Kooi 1977: ‘Het Hunnenkerkhof bij Oosterhesselen, gem. Oosterhesselen’, Nieuwe Drentse Volksalmanak 95, 205-212 |
G.M.C. Kramer-Clobus 1978: ‘L.J.F. Janssen (1806-1869): an inventory of his notes on archeological findspots in the Netherlands’, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 18, 441-544 |
Wessel Krul 1996: ‘De kleur van het verleden. Geschiedenis en couleur locale in de Franse Romantiek’, in: Jo Tollebeek, Frank Ankersmit, Wessel Krul (red.) 1996, 147-167 |
Wessel Krul 1998: ‘Graaf Volney en de lessen van de geschiedenis’, Feit & Fictie 3 (1998) 4, 47-68 |
F. Kugler 1841-1842: Handbuch der Kunstgeschichte, Stuttgart (uitgave in afleveringen, latere edities 1848, 1856-1859, 1861 (2 delen, bewerkt door W. Lübke) |
Mark Kuiper 1993: De vaas van Huizinga. Over geschiedenis, verhaal en de betekenis van de dingen die voorbijgingen, Amsterdam |
I. Leonard Leeb 1973: The ideological origins of the Batavian Revolution. History and politics in the Dutch Republic 1747-1800, Den Haag |
C. Leemans 1854: ‘De Kunst in Nederland’, De Gids 18 (1854) ii, 145-180 |
S. van Leeuwen 1685: Batavia Illustrata, ofte Verhandelinge vanden Oorspronk, Voortgank, Zeden, Eere, Staat en Godtsdienst van Oud Batavien, mitsgaders vanden Adel en Regeringe van Hollandt, ten deele uyt W. van Gouthoven, ende andere Schryvers, maar wel
|
| |
| |
voornamentlijk uyt een menigte van oude Schriften en Autentijque Stukken en Bewijsen te samen gesteldt, Den Haag, 2 delen |
W. van Leeuwen 1989: ‘Alberdingk Thijm, bouwkunst en symboliek’, De Sluitsteen 5 (1989) 1, 3-43 |
M.J. van Lieburg 1977: ‘Reinier de Graaf (1674-1717) en de Rijmkroniek van Klaas Kolijn’, Documentatieblad Werkgroep 18e Eeuw nr 37, 4-25 |
J. van Lier 1760: Oudheidkundige Brieven, bevattende Ene verhandeling over de manier van Begraven, en over de Lykbusschen, Wapenen, Veld- en Eertekens, der Oude Germanen, En in het byzonder de beschryving van eenen alouden Steenen Grafkelder, met de daarin gevondene Lykbusschen, Donderkeilen en Donderbylen, enz. By het Boerschap Eext, in het Landschap Drenthe, ontdekt (uitgegeven en met ‘Voorreden en Aantekeningen’ vermeerderd door A. Vosmaer), Den Haag |
J. van Lier, J. Tonkens 1792-1795 (1975): Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van het Landschap Drenthe, Amsterdam, Leiden, Dordrecht, Harlingen, 2 delen (facsimile 1975) |
G. van Loon 1745: Beschryving zoo van de Slaaven en Lyfeygenen, Als van de magt, de onderscheydene rechten en geregtigheden; welken de geestlyke en wereldlyke Heeren oudstyds over de zelven in Holland gehad en geöeffend hebben; Even gelyk ook van de verschillende wyzen, op welken de Dienstbaaren aldaar of volkomelyk of onvolkomelyk weer in vryheyd gesteld wierden: Alles uyt de oude zoo Kerkelyke, Koninglyke, als Vriesche Wetten beschreeven en opgesteld, Leiden (is deel drie uit de vijfdelige Beschryving der aloude regeeringswyze van Holland, 1744-1750) |
H.C.L. Luderssen 1814: ‘Verhandeling ter beantwoording der vrage: “Hoe verre kan men nog blijven beweren de Harveyaansche stelling, dat de Dieren in het algemeen uit vooraf bestaande eijeren geboren worden, en dat de planten uit zaden voortkomen? En welke zijn daarentegen de voornaamste waarnemingen, die leeren, dat er Dieren en Planten zijn, die op eenige andere wijze ontstaan?”’, Natuurkundige Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem 7 (1814), 1e stuk, 1-98 |
B.H. Lulofs 1815: De noodzakelijkheid van de beoefening der eigene taal en letterkunde voor de zelfstandigheid en den roem van eene natie, Groningen |
| |
| |
B.H. Lulofs 1845: Handboek van den vroegsten bloei der Nederlandsche letterkunde, of Proeven uit Nederlandsche schriften der dertiende en veertiende eeuw. Met Inleidingen, Aanstippingen over de spraakleer en den stijl van dien tijd, een klein Woordenboek enz., Groningen |
J. Lulofs 1754: ‘Aanmerkingen over het rijzen der zee, en het zinken der landen aan de Nederlandsche kusten’, Verhandelingen uitgegeeven door de Hollandsche Maatschappye der Wetenschappen te Haarlem i (1754), 56-93 |
C. Lyell 1830-1833: Principles of Geology, being an attempt to explain the former changes of the earth's surface, by reference to causes now in operation, Londen |
M. Maaskant-Kleibrink 1986: The Engraved Gems, Roman and Non-Roman (Description of the Collections in the Rijksmuseum G.M. Kam at Nijmegen X), Nijmegen |
P.H. Mallet 1755-1756: Introduction à L'Histoire du Danemarc où l'on traite de la religion, des loix, des moeurs et des usages des anciens Danois, Kopenhagen |
J. van Manen Az. 1814: ‘Verhandeling ter beantwoording der vraag, waarbij verlangd wordt: Eene beknopte opgave, zoo verre die uit de geschiedenissen en andere overblijfselen kan worden opgemaakt, van de levenswijze en de gewoonten onzer voorvaderen, hier te lande, van de vroegste tijden af, tot aan het einde der zestiende eeuw; en wel bijzonderlijk van de trapswijze verbetering hunner woningen, kleeding, voedsel en van het gene verder ter vermeerdering der gerijfelijkheden en der genoegens van het leven verstrekken kan’, Verhandelingen uitgegeeven door Teyler's Tweede Genootschap 19 (1814), 102-240 |
J.F. Martinet 1777-1779: Katechismus der natuur, Amsterdam 1777-1779, 4 delen |
A. Mattheus 1698-1710: Veteris Aevi Analecta seu Vetera aliquot Monumenta quae hactenus nondum visa, Leiden, 5 delen (17382) |
Th.J. Meijer 1971: Kritiek als herwaardering. Het levenswerk van Jacob Perizonius (1651-1715), Leiden |
L.S. Mercier 17852: L'An deux mille quatre cent quarante. Rêve s'il en fut jamais, Londen, 2 delen |
H.T.J. Miedema 1961: Paedwizers fan de Fryske filology, Leeuwarden |
| |
| |
W.W. Mijnhardt 1988: Tot heil van 't menschdom: culturele genootschappen in Nederland 1750-1815, Amsterdam |
A.P.J. Miltenburg 1991: Naar de gesteldheid dier tyden. Middeleeuwen en mediëvistiek in Nederland in de negentiende eeuw. Vier studies, Hilversum |
F.S. Mone 1822-1823: Geschichte des Heidenthums im nördlichen Europa, Leipzig/Darmstadt |
Montesquieu 1971: Considérations sur les causes de la grandeur des Romains et de leur décadence, Parijs (met een inleiding van J. Ehrard), 17341 |
R.D. Mulder 1942: ‘Mr Johannes van Lier (1726-1785). Drenthe's eerste wetenschappelijke natuuronderzoeker’, Nieuwe Drentse Volksalmanak 60, 33-64 |
Natuurkundige Aanmerkingen en Onderstellingen, Waar door uytgelegt kan werden de wijze, op welke de zeldzame Water-Beroeringe, die er zoo in Gelderland, Holland en Utrecht, als elders, Op Saturdag den 1 November 1755, Des morgens omtrent 11 uuren gebeurd is, heeft konnen geschieden, Den Haag 1755 |
N. Niermeyer 1840: Verhandeling over het booze Wezen in het bijgeloof onzer natie, Rotterdam |
W. Nijhoff 19532: Bibliographie van Noord-Nederlandse plaatsbeschrijvingen tot het einde der 18de eeuw, Den Haag |
L. Offerhaus 1761: ‘Korte schets van de volken, die weleer 't gezegend Nederland bevolkt en bewoond hebben’, Verhandelingen uitgegeeven door de Hollandsche Maatschappye der Wetenschappen te Haarlem 6 (1761) 1e stuk, 186-234 |
J.W. Okken 1989: ‘De verhinderde verkoop van hunebedden te Rolde 1847-1848’, Nieuwe Drentse Volksalmanak 106, 74-86 |
Elisabeth Maria Post 1789: Voor Eenzamen, Amsterdam 1789 |
I.I. Orlers 1613: Beschrijvinge der Stad Leyden. Inhoudende 't Begin, den voortgang, ende den wasdom der selver: de stichtinghe van de Kercken, Cloosteren, Gasthuysen, ende andere Publijcque gestichten, &c: desgelijcx de oprechtinge van de Academie, en de Collegien Theol., Mitsgaders Verhael van alle de Belegeringen, ende Aenslagen, die de selve Stad sedert den Jaere 1203 geleden heeft. Insonderheyt Historiale Beschrijvinge vande laetste strenge Belegeringe ende ongehoorde Verlossinge, geschiet Anno 1574. Met groote moeijten, uyt verscheyden schriften ende Papieren by een vergadert ende beschreven, Leiden |
| |
| |
G. Outhof 1718: Verhaal van alle de Hooge Watervloeden, in deze en andere Plaatsen van Europa, van Noachs tydt af, tot op den tegenwoordigen tydt toe, Embden |
J.F. Overwijn (red.) 19512: Het Oera Linda Boek, Dordrecht |
B. Paasman 1971: J.F. Martinet. Een Zutphens filosoof in de achttiende eeuw, Zutphen |
P.N. Panken 1845: ‘Voorchristelijke begraafplaatsen in de heiden te Bergeik, Riethoven, Veldhoven, Steensel, Knegsel, Oerle, Wintelre, Eersel, Hapert en Luiks-Gestel’, in: C.R. Hermans 1845, i 537-565, ii 257-292 |
A. Pars 17452: Catti aborigines Batavorum. Dat is: de Katten de Voorouders der Batavieren, ofte de twee Katwijken, aan See en aan den Rijn. Met de Huisen te Britten en Sand. Uit de beste schryvers, en met kopere plaatkens opgehelderd. En van wegen de naheid van stoffe en plaatsen, de gedenkwaardigheden van het dorp en abdije van Rijnsburg (met aantekeningen nevens een verzameling van Katwyksche, Rynsburgsche, en andere Nederlandsche oudheden samengesteld en beschreven door P. van der Schelling), Leiden/Amsterdam (16971) |
J.J. Penn 1841: Handboek der schoone bouwkunst, Breda |
Suffridus Petrus 1590: De Frisiorum antiquitate et origine libri tres. In quibus non modo eius gentis propriae, sed et communes Germaniae totius antiquitates multae, hactenus incognitae, produntur, et obscuri veterum scriptorum loci plurimi illustrantur, Keulen (Franeker 16982) |
I. de la Peyrère 1655: Praeadamitae, sive Exercitatio super versibus 12, 13, 14 cap. v Epist. D. Pauli ad Romanos, z.p. |
I. de la Peyrère 1661: Praeadamiten, of Oeffening over het 12, 13 en 14 vers des vijfden Capittels van den Brief des Apostels Pauli tot den Romeynen, waer door geleert wordt: Datter menschen voor Adam geweest zijn, z.p. |
J. Picardt 1660: Korte beschryvinge van eenige Vergeetene en Verborgene Antiquiteten der Provintien en Landen gelegen tusschen de Noord-Zee, de Yssel, Emse en Lippe. Waer by gevoeght zijn Annales Drenthiae, dat zijn Eenige Aenteyckeninghen en Memorien, van sommige gedenckwaerdige Geschiedenissen, gepasseert in het Antiquiteet-rijcke Landschap Drenth, van de Geboorte Christi af, tot op desen tijdt. Mitsgaders een korte Beschrijvinge der Stadt, des
|
| |
| |
Casteels, en der Heerlickheyt Covorden, Amsterdam |
G.A. Piebenga 1971: Een studie over het werk van Rasmus Rask, in het bijzonder over zijn Frisisk Sproglaere, Groningen |
S. Piggott 1976: Ruins in a Landscape. Essays in antiquarianism, Edinburgh |
C.O. van Regteren Altena 1956: ‘Achttiende-eeuwse verzamelaars van fossielen te Maastricht en het lot hunner collecties’, Publicaties van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, reeks 9, 83-112 |
C.O. van Regteren Altena 1963: ‘Nieuwe gegevens’, Natuurhistorisch Maandblad 52 (1963), 28-32 |
J.H. Reisig [en A.B. Strabbe] 1792-1803: zie M. Brouërius van Nidek, I. le Long 1727-1733 |
R. [C.J.C. Reuvens] 1823a: ‘Inleiding’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 2 (1823) 1e stuk, v-xvi |
R. [C.J.C. Reuvens] 1823b: ‘Oudheidkundige Berigten. Noordelijk Duitschland, Rijn en Mein’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 2 (1823) 2e stuk, 143-196 |
C.J.C. Reuvens 1826: ‘Aegypte. Nieuwste ontdekkingen omtrent den ouderdom der Aegyptische gedenkstukken, omtrent de dierenriemen, en den waarschijnlijken sleutel der hieroglyphen’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 3 (1826) 1e stuk, 1-34 |
C.J.C. Reuvens 1827: Redevoering over het verband der Archaeologie met de hedendaagsche kunsten, academische rede Leiden (Nederlandse vertaling uit het Latijn) |
C.J.C. Reuvens, C. Leemans, L.J.F. Janssen 1845: Alphabetische naamlijst behoorende bij de kaart van de in Nederland, België en een gedeelte der aangrenzende landen gevonden Romeinsche, Germaansche of Gallische oudheden; benevens de Romeinsche en andere oude wegen, enz., Leiden |
J. de Rhoer 1796: ‘Onderzoek of de Germanen, oudtyds, halsstraffen uitgeoeffend, en menschen geofferd hebben’, Verhandelingen ter nasporinge van de wetten en gesteldheid onzes vaderlands door een genootschap te Groningen Pro Excolendo Iure Patriae 4 (1796) 1e stuk, 1-48 |
H. van Rijn 1719: Historie ofte Beschryving van 't Utrechtsche Bisdom, behelzende De Oudheden, Kerkelyke en Geestelyke Gebouwen, Kapellen, Kommandeurschappen, Abdyen, Kloosters,
|
| |
| |
Oversten en geleerde Mannen, van 't zelve Bisdom, getrokken uit de oude Handschriften der Kerken en Abdyen, Leiden |
W. Robertson 1793: Geschiedkundig Onderzoek wegens de kennis, die de ouden hadden van Indië, en den voortgang des koophandels op dat land, vóór de ontdekking van den weg derwaards om de Kaap de Goede Hoop. Met een Aanhangzel, behelzende waarneemingen over het staatsbestuur, de wetten, de geregtshandelingen, de kunsten, de wetenschappen en godsdienstige instellingen, der Indiaanen, Amsterdam/Haarlem |
W. Robertson 1772-1773: Historie der regering van Keizer Karel den Vyfden. Benevens eene Inleiding tot dezelve, bevattende een Tafereel van de vorderingen der Maatschappij in Europa, zedert den ondergang van 't Romeinsche Ryk, tot aan 't begin der zestiende Eeuw, Rotterdam, 6 delen |
J. Roelevink 1986: Gedicteerd verleden. Het onderwijs in de algemene geschiedenis aan de universiteit te Utrecht, 1735-1839, Amsterdam/Maarssen |
J. Roelevink 1990: ‘Imago vetustatis. Het oudheidkundige onderwijs van Christophorus Saxe in nationale en internationale context’, Documentatieblad 18e eeuw 22 (1990) 1, 27-39 |
Herman Roodenburg 1994: ‘Tussen “volksgeest” en “volksverheffing”. Over volkskunde en nationale identiteit aan het begin van de negentiende eeuw’, Volkskundig Bulletin 20 (1994) 3, 268-289 |
H.J. Royaards 1829: Verhandeling over het bewerken van de Geschiedenis der Nederlanden, Haarlem |
M.J.S. Rudwick 1981: ‘Uit de menswetenschappen overgenomen begrippen in het geologische werk van de jonge Lyell’, in: H.A.M. Snelders, K. van Berkel (red.) 1981, 193-211 |
N.C.F. van Sas 1989: ‘Vaderlandsliefde, nationalisme en vaderlands gevoel in Nederland, 1770-1813’, Tijdschrift voor Geschiedenis 102 (1989) 1, 471-495 |
N.C.F. van Sas 1992: ‘The Patriot Revolution: new perspectives’, in: M.C. Jacob, W.W. Mijnhardt (red.) 1992, 91-119 |
C.J.J. van Schaik 1962: Balthazar Huydecoper. Een taalkundig, letterkundig en geschiedkundig initiator, Assen |
E. Schedius 1648: De diis Germanis, Amsterdam |
D.H. van der Scheer, H. Boom, A.L. Lesturgeon 1843-1845 (1974), Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst, door drie
|
| |
| |
podagristen, Coevorden (facsimile 1974 met inleiding van H.J. Prakke) |
P. van der Schelling 1740: ‘De oorsprong, voortgang, en 't einde van 't Kampen, en Düelleren’, in: C. van Alkemade 17403, 399-490 |
P. van der Schelling 1746: De Aloude Vrijheid, Staatsregeering en wetten der Batavieren; vergeleeken met die van laater tyden, Rotterdam |
J. Scheltema 1828: Geschiedenis der Heksenprocessen, eene bijdrage tot den roem des vaderlands, Haarlem |
J. Scheltema 1830a: ‘Geschiedenis van de dagelijksche kost in de burger-huishoudingen’, Geschied- en Letterkundig Mengelwerk 4, Utrecht 1830, 2e stuk, 189-320 |
J. Scheltema 1830b: ‘Verhandeling over Wiltenburg, de leger- of wapenplaats der Romeinen, bij Vechten, onder Bunnik, en over de begonnen vergravingen aldaar in den jare 1829’, Geschied- en Letterkundig Mengelwerk 4, Utrecht 1830, 2e stuk, 323-353 |
J. Scheltema 1832a: ‘Johannes Wier, beschouwd als den ijsbreker tegen de leer der vooroordeelen, wegens den Duivel, de Duivelskunsten, Tooverijen en Heksenprocessen’, Geschied- en Letterkundig Mengelwerk 4, Utrecht 1832, 1e stuk, 179-268 |
J. Scheltema 1832b: ‘Volksgebruiken der Nederlanders bij het Vrijen’, Geschied- en Letterkundig Mengelwerk 4, Utrecht 1832, 3e stuk, 1-329 |
J. Scheltema 1834: ‘Geschiedenis van het Keukenzout in de Nederlanden’, Geschied- en Letterkundig Mengelwerk 5, Utrecht 1834, 233-275 |
J. Scheltema 1836a: ‘Proeve eener geschiedenis der Zuiderzee’, Geschied- en Letterkundig Mengelwerk 6, Utrecht 1836, 2e stuk, 55-100 |
J. Scheltema 1836b: ‘Over de sporen der groote veranderingen in den bodem van de provincie en de stad Utrecht’, Geschied- en Letterkundig Mengelwerk 6, Utrecht 1836, 2e stuk, 188-195 (in 1823 geschreven) |
J. von Schlosser 1908: Die Kunst- und Wunderkammer der Spätrenaissance, Leipzig |
C.J. Schneer (red.) 1969, Toward a History of Geology, Cambridge, Mass. |
H.D. Schneider 1985: De laudibus aegyptologiae. C.J.C. Reu- |
| |
| |
vens als verzamelaar van Aegyptiaea, academische rede Leiden |
I. Schöffer 1975: ‘The Batavian Myth during the Sixteenth and Seventeenth Centuries’, in: J.S. Bromley, E.H. Kossmann (red.), Britain and the Netherlands V: Some political mythologies. Papers delivered to the fifth Anglo-Dutch historical conference, Den Haag, 78-101 (herdrukt in P.A.M. Geurts, A.E.M. Janssen (red.) 1981, 11, 85-109) |
C. Schotanus 1655: Beschryvinge ende chronijck van de heerlickheydt van Frieslandt tusschen 't Flie end de Lauwers, Vertonende de veranderingen van den bodem, vruchtbaerheyt, zeden end staet, so polityck als kerckelyck, met een verhael aller geschiedenissen van voor de tijden Christi tot op de Sassensche heerschappy, Franeker |
A. van Schrieck 1614: Van 't beghin der eerster volcken van Europen, in-sonderheyt vanden oorspronck ende saecken der Nederlandren; XXIII boecken, met betoon vande dwalinghen der Griecken ende Latinen op 't selve beghin ende den ghemeynen oorspronck, Ieper |
A. van Schrieck 1615: Monitorum secundorum libri V quibus originum rerumq; Celticarum & Belgicarum opus suum nuper editum, altius & auctius e fontibus Hebraicis, ipsaq; rerum origine deducit, probat, firmatq;, Ieper |
J.F.L. Schröder 1803: ‘Verhandeling ter beantwoording der vraage: Wat mag men van de uitgestrektheid der Wereld, en de orde, in welke de Hemellighamen, ook met opzicht tot ons zonnestelsel, geplaatst zyn, sedert de waarnemingen der latere Sterrekundigen, byzonderlyk die van Herschel en Schröter, als wel bewezene of hoogstwaarschynelyke waarheden vaststellen?’, Natuurkundige Verhandelingen van de Bataafsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem 2 (1803) 1e stuk, 1-146 |
J.L. Schuer (red.) 1725-1733: Groot algemeen historisch, geographisch, genealogisch en oordeelkundig Woordenboek, behelzende het voornaamste, dat vervat is in de Woordenboeken van Moreri, Bayle, Buddeus, enz. als de gehele kerkelyke en wereldlyke geschiedenis, Amsterdam, 10 delen (de delen 1 en 2 stonden onder toezicht van D. van Hoogstraten en M. Brouërius van Nidek, de delen 3-9 zijn naamloos, deel 10 stond onder toezicht van Van Hoogstraten en J.L. Schuer), nieuwe edities in 1733 en 1735. |
| |
| |
R. de Schryver 1984: ‘De verlichte historici en de middeleeuwen’, Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 16 (1984) 1, 1-16 |
J.E. Silberschlag 1780-1783: Geogenie, oder Erklärung der mosaischen Erderschaffung nach physikalischen und mathematischen Grundsätzen, Berlijn, 2 delen |
J.R.W. Sinninghe 1963: ‘Die Brüder Grimm und die Anfänge volkskundlicher Feldforschung in den Niederlanden’, in: Brüder Grimm Gedenken 1963, Gedenkschrift zur hundertsten Wiederkehr des Todestages von Jacob Grimm, Marburg 1963, 421-434 |
H. Smeeks 1708 (1976): Beschryvinge van het magtig Koninkryk Krinke Kesmes. Zynde een groot, en veele kleindere Eilanden daar aan hoorende; Makende te zamen een gedeelte van het onbekende Zuidland. Gelegen onder den Tropicus Capricornus. Ontdekt door den Heer Juan de Posos, Amsterdam (met inleiding en aantekeningen van P.J. Buijnsters, Zutphen 1976) |
J. Smetius 1645: Oppidum Batavorum seu Noviomagum. Liber singularis. Quo ostenditur, Batavorum oppidum Corn. Tacito lib. Hist. V, CXIX, memoriatum, esse Noviomagum; eademque opera plurima traduntur quae Batavorum originibus, historiae, reique publicae et antiquariae illustrandae faciunt, Amsterdam |
J. Smetius 1785: Chronyk van Nijmegen (heruitgave, met aanvullingen van J. in de Betouw van de oorspronkelijke editie, 1678) |
L. Smids 17111, 17743: Schatkamer der Nederlandsse Oudheden, of Woordenboek behelsende Nederlands Steden en Dorpen, Kasteelen, Sloten en Heeren Huysen, Oude Volkeren, Rievieren, Vermaarde Luyden in Staat en Oorlogh, Oudheden, Gewoontens en Lands wysen, Amsterdam 17111 (vermeerderd door P. Langendijk 17743) |
H. Smitskamp 1953: ‘Perizonius en de crisis der geschiedwetenschap in de 17de eeuw (het historisch pyrrhonisme)’, Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap 68 (1953), 47-68. |
H.A.M. Snelders 1992: ‘Professors, amateurs, and learned societies: the organization of the natural sciences’, in: M.C. Jacob, W.W. Mijnhardt (red.) 1992, 308-323 |
H.A.M. Snelders 1994: Wetenschap en intuïtie. Het Duitse romantisch-speculatief natuuronderzoek rond 1800, Baarn |
H.A.M. Snelders, K. van Berkel (red.) 1981: Natuurwetenschappen van Renaissance tot Darwin, Den Haag |
| |
| |
Barbara Maria Stafford 1994: Artful science. Enlightenment entertainment and the eclipse of visual education, Cambridge, Mass./Londen |
Barbara Maria Stafford 1996: Good looking. Essays on the virtue of images, Cambridge, Mass./Londen |
W.C.H. Staring 1833: De geologia patriae, Leiden |
W.C.H. Staring 1853: ‘De Veenen in Nederland’, Verhandelingen uitgegeven door de Commissie belast met het vervaardigen eener Geologische beschrijving en kaart van Nederland 1 (1853), 57-102 |
W.C.H. Staring 1854: ‘Het diluvium van Nederland’, Verhandelingen uitgegeven door de Commissie belast met het vervaardigen eener Geologische beschrijving en kaart van Nederland 2 (1854), 167-185 |
J.F. Steenhuis 1934: Lijst van geschriften, welke handelen over of van belang zijn voor de geologie van Nederland (1552-1920), Den Haag |
J.A. Streso 1814: ‘Verhandeling ter beantwoording der vraag, waarbij verlangd wordt: Eene beknopte opgave, zoo verre die uit de geschiedenissen en andere overblijfselen kan worden opgemaakt, van de levenswijze en de gewoonten onzer voorvaderen, hier te lande, van de vroegste tijden af, tot aan het einde der zestiende eeuw; en wel bijzonderlijk van de trapswijze verbetering hunner woningen, kleeding, voedsel en van het gene verder ter vermeerdering der gerijfelijkheden en der genoegens van het leven verstrekken kan’, Verhandelingen Teyler's Tweede Genootschap 19 (1814), 1-98 |
N. Struyck 1740: Inleiding tot de Algemeene Geographie, benevens eenige Sterrekundige en andere Verhandelingen, Amsterdam |
P. Stuart 1973: ‘De kerk van Domburg als Nehalennia-museum 1647-1866’, in: W.A. van Es e.a. (red.) 1973, 367-378 |
P. van Tieghem 1924-1947: Le Préromantisme. Etudes d'histoire littéraire Européenne, Parijs, 3 delen (19732) |
K. Tilmans 1988: Aurelius en de Divisiekroniek van 1517. Historiografie en humanisme in Holland in de tijd van Erasmus, Hilversum |
W.C. Timmerman 1841: Bijdrage tot de geschiedenis van de Bouwkunde der Middeleeuwen; of Handleiding tot de geschiedenis der Gothische bouworde, Utrecht |
| |
| |
Jo Tollebeek 1996: ‘Het tweede oog’, in: Jo Tollebeek, Frank Ankersmit, Wessel Krul (red.) 1996, 19-44 |
Jo Tollebeek, Frank Ankersmit, Wessel Krul (red.) 1996: Romantiek en historische cultuur, Groningen |
Jo Tollebeek, Tom Verschaffel 1992: De vreugden van Houssaye. Apologie van de historische interesse, Amsterdam |
J. Uytenhage de Mist 1683: Begin, voortgang ende eind der vrye, ende der gewaande erf-gravelike bedieninge, in Holland ende West-Vriesland, Amsterdam |
Het Valkhof te Nijmegen 1980 (catalogus van het kunstbezit van de gemeente Nijmegen nr 3), Nijmegen |
R.G. van de Velde 1966: De studie van het Gotisch in de Nederlanden. Bijdrage tot een status quaestionis over de studie van het Gotisch en het Krimgotisch, Gent |
J. Veldink 1970: W.C.H. Staring 1808-1877, geoloog en landbouwkundige, Wageningen |
G.A. Venema 1849: Nieuwe en eenvoudige verklaring van de veranderingen, die de kusten van ons land langs de zee, de wadden, de zeeboezems en groote stromen ondergaan, Groningen |
G.A. Venema 1854: Over het dalen van de noordelijke kuststreken van ons land, Groningen |
L.I. Vermeiren 1972: Algemeene Konst- en Letterbode 1788-1862 (deel xv van de Nederlandse Volkskundige Bibliografie), Antwerpen |
W.F. Visch 1823: ‘Over het geloof omtrent toovenaars en heksen’, Antiquiteiten 2 (1823) 2e stuk, 126-132 |
R. Visscher 1927: ‘Honderd Jaren uit de Geschiedenis van het Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde’, De Vrije Fries 28 (1927), afl. 3, 176-198 |
R.P.W. Visser 1975: ‘Dutch palaeontologists of the 18th century’, Janus. Revue internationale de l'histoire des sciences, de la médecine, de la pharmacie et de la technique 62 (1975), 125-149 |
R.P.W. Visser 1976: ‘De geologische wetenschappen in Nederland in de 18e eeuw’, Documentatieblad Werkgroep 18e Eeuw nr 31-32 (1976), 25-45 |
T.G. Voigtel 1818: Deutsche Geschichte von dem ältesten bis auf die neuesten Zeiten, Halle |
Volney (C.F. Chasseboeuf) 18883, De puinhoopen, of beschou- |
| |
| |
wing van de omwenteling der staten, gevolgd van de natuurlijke wet (met een inleiding van F. Domela Nieuwenhuis), Gent |
H. van de Waal 1952: Drie eeuwen vaderlandsche geschied-uitbeelding 1500-1800. Een iconologische studie, Den Haag, 2 delen |
J. Wagenaar 1749-1759: Vaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden, inzonderheid die van Holland, van de Vroegste Tyden af: Uit de Geloofwaardigste Schryvers en Egte Gedenkstukken samengesteld, Amsterdam, 21 delen (nieuwe edities 1770, 1782, 1790-1796) |
E. Wahle 1950, 1951: ‘Geschichte der prähistorische Forschung’, Anthropos. Revue internationale d'Ethnologie et de Linguistique
xlv (1950), xlvi (1951) |
J. de Wal 1842: Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheden van Drenthe, Groningen |
J.G. Wallerius 1789: Systema mineralogicum (vertaald door P. Boddaert), Amsterdam (originele editie Stockholm 1772) |
E. Wassenbergh 1802-1806: Taalkundige bijdragen tot den Frieschen tongval, Leeuwarden/Franeker, 2 delen |
E.H. Waterbolk 1952: Twee eeuwen Friese geschiedschrijving, opkomst, bloei en verval van de Friese historiografie in de zestiende en zeventiende eeuw, Groningen |
E.H. Waterbolk 1960: ‘Reacties op het historisch Pyrrhonisme’, Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 15 (1960), 81-102 |
W.F. Wertheim, A.H. Wertheim-Gijse Weenink (inl. en red.) 1981: Aan het Volk van Nederland. Het democratisch manifest van Joan Derk van der Capellen tot den Pol, 1781, Weesp |
L.H.M. Wessels 1981: ‘Jan Wagenaar (1709-1773). Bijdrage tot een herwaardering’, in: P.A.M. Geurts, A.E.M. Janssen (red.) 1981, 1, 117-140 |
N. Westendorp 1820a: ‘Over eenen ontdekten Grafheuvel, te Termunterzijl’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 1 (1820) 1e stuk, 1-59 |
N. Westendorp 1820b: ‘Over de Saterlanders, een volk van Vrieschen oorsprong in het Munstersche’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 1 (1820) 2e stuk, 91-102 (voordracht voor het genootschap Pro Excolendo Jure Patriae, te Groningen, 1813) |
N. Westendorp 1820c: ‘Verhandeling nopens de ontdekte brug- |
| |
| |
gen tusschen Valthe en ter Apel’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 1 (1820) 2e stuk, 123-162 |
N. Westendorp 18151, 18222: Verhandeling ter beantwoording der vrage: welke volkeren hebben de zoogenoemde hunebedden gesticht? In welke tijden kan men onderstellen, dat zij deze oorden hebben bewoond?, Groningen (iets vermeerderde uitgave van de gelijknamige publicatie verschenen in de reeks Letter- en Oudheidkundige Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem 1 (1815), 233-368) |
N. Westendorp 1823: ‘Bijdragen omtrent het geloof aan toovenaars en heksen in Noord-Braband’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 2 (1823) 2e stuk 135-142. |
W. [N. Westendorp] 1823: ‘Oost-Vriesland. Kon-rebbers-, of Roboder-wegen’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 2 (1823) 2e stuk, 197-205 |
N. Westendorp 1826: ‘Drenthsche Veen-brug’, Antiquiteiten. Een oudheidkundig tijdschrift 3 (1826) 1e stuk, 35-133 |
N. Westendorp 1826: Verhandelingen over onderwerpen uit het gebied der oudheidkunde en Godenleer, Delft |
R. Westerhoff 1844: De Kwelder-kwestie nader toegelicht, of Betoog, dat de kwelderlanden en aanwassen, langs onze wadden gelegen, niet zijn de eigendom van den staat, maar den tegenwoordige particuliere bezitters, en niet vallen onder het bereik van art. 538 van den Cod. Civ. of onder dat van het daarop gebouwde Keizerlijke Decreet van den 11 Januarij 1811, Groningen |
R. Westerhoff, G. Acker Stratingh 1839: Natuurlijke historie der provincie Groningen, 1e deel, 1e stuk, hoofdzakelijk bevattende eene geologische en natuurkundige beschouwing van den bodem, Groningen (deel 2 is niet verschenen) |
William Whiston 1696: A new Theory of the Earth |
H. van Wijn 1766: ‘Onderzoek of het gebruik der Letteren oudtyds den Germanen onbekend geweest zy?’, Nieuwe Bijdragen tot opbouw der Vaderlandsche Letterkunde 2 (1766), 185-228 |
H. van Wijn 1800: Historische en Letterkundige Avondstonden, ter ophelderinge van eenige Zeden der Nederlanderen; byzonderlyk in derzelver Daaglyksch en Huislyk Leeven; en van den stand der Nederduitsche Dichtkunde, sedert de vroegste tyden, tot aan het begin der zestiende eeuw. Doormengd met eene opgaave van,
|
| |
| |
hier te Lande gevondene, maar nog niet beschreevene, Romeinsche Overblyfzelen: enz., Amsterdam |
H. van Wijn 1801-1812: Huiszittend Leeven. Bevattende eenige mengelstoffen over afzonderlijke en, voorheen, weinig of niet bewerkte onderwerpen, betrekkelijk tot de Letter-, Historie- en Oudheidkunde van Nederland, Amsterdam, 2 delen |
H. van Wijn e.a. 1797-1801: Byvoegsels en aanmerkingen, bestaande in noodige naleezingen voor de Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar, Amsterdam, 4 delen |
W.D. van Wijngaarden 1935: Van Heurnius tot Boeser. Drie eeuwen egyptologie in Nederland (1620-1935), Leiden |
J.B. Wildbrand 1812: ‘Verhandeling ter beantwoording der vrage: “Zijn de vorderingen in de Natuurlijke Historie der dieren thans reeds genoegzaam, om een ander Systeem dan dat van Linnaeus in te voeren”’, Natuurkundige Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem 6 (1812) 2e stuk, 1-164 |
P. Winsemius 1622: Chronique ofte Historische geschiedenisse van Vrieslant. Beginnende vanden Jaere nae des Werelts scheppinghe 3635 ende loopende tot den Jaere nae de gheboorte Christi 1622, Franeker |
John Woodward 1695: Essay towards a Natural History of the Earth and Terrestrial Bodies |
Auke van der Woud 1996: ‘De paradox van de puinhoop. Dubbele bodems van de Verlichting’, in: Jo Tollebeek, Frank Ankersmit, Wessel Krul (red.) 1996, 168-188 |
Auke van der Woud 1997: Waarheid en Karakter. Het debat over de bouwkunst 1840-1900, Rotterdam |
Auke van der Woud 19984: Het Lege Land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848, Amsterdam (19871) |
J. Wttewaall 1836: ‘Het Beekberger Woud’, Tijdschrift voor Natuurlijke Geschiedenis en Physiologie 3 (1836), 1-6 |
A. Ypeij 1812-1832: Beknopte geschiedenis der Nederlandsche tale, Utrecht/Groningen, 2 delen |
W. van Zeist, W.A. Casparie 1966: ‘Veenwegen uit het verre verleden’, Wegen 40 (1966), 110-125 |
K.A. von Zittel 1899: Geschichte der Geologie und Paläontologie bis Ende des 19. Jahrhunderts, München/Leipzig |
|
|