Verjaardag-album
(1907)–Johanna van Woude– Auteursrecht onbekend
[pagina 91]
| |
[pagina 93]
| |
1 juni.Ik lig in duin en zie de zon verdwijnen
En luister naar het ruischen van den zucht
Der blanke zee, waar paereltinten kwijnen,
Die nooit kan slapen en die eeuwig ducht.
En 'k voel de loomheid van mijn leden zinken
In 't weeke zand, waar 'k ze achteloos nederlei,
En stijgen hoog en licht en schoonheid drinken,
Bevrijd van de aard, door englenmedelij,
Mijn blijde ziel, waar liederen in klinken,
Zooals geen tong met woorden wederzei.
Hélène Lapidoth-Swarth. | |
2 juni.L'été....
Comme un roi magnifique
Vêtu de pourpre et d'or
Apparaît dans les champs.
André Theuriet. | |
3 juni.Wees trouw in uw beroep, en schuw de kromme gangen.
Oprecht gelijk de duif, - voorzichtig als de slangen!
Cats. | |
4 juni........ Zomernacht doet droomen,
En zomerdroomen zijn van manestralen,
En manestralen zijn als liefdestroomen:
De liefde doet zij uit den hemel dalen,
En dalen in de ziel, die zij vervromen:
Is liefde dwaling, kan men zoeter dwalen?...
Jacques Perk. | |
[pagina 95]
| |
5 juni.Mijn God, gebonden te zijn aan die men niet, en gescheiden te zijn van die men wèl lief heeft! en dàt zedelijkheid te noemen! Weet je waar die wettelijke huwelijksdwang op lijkt?... Op die rotte huizen in de achterbuurten, die door stutten zoowat bijeengehouden worden. Alsof dat nog ooit gezonde, vroolijke woningen konden worden! Mevrouw Goekoop. | |
6 juni.Het scheidingsuur van tranen en gefluister
Vlamt door de ziel, die scheidend minnen leert.
Jacques Perk. | |
7 juni.De wereld behoeft liefde.
Emmanuel de Bom. | |
8 juni.Volharding moet bij al ons streven voorzitten; wie iets ten halve doet, doet niets.
Tolstoï. | |
[pagina 97]
| |
9 juni.O Frank! het zou al heel onnoozel van me zijn geweest, als ik me niet sinds lang mondig had verklaard van de voogdijschap, die de wereld over ons uitoefent! In mijn eigen huis ontvang ik wien en wanneer ik wil. En als men zich werkelijk niets te verwijten heeft, heb ik ook altijd opgemerkt dat menschen gauw genoeg geneigd zijn te ontzien, wie toonen zich niet veel om hun oordeel te bekommeren. Mevrouw Goekoop. | |
10 juni.Laten wij uit onze harten roeien zwakheid en leugen en van halfheid bevrijden onzen wil en al ons doen! Henrik Ibsen. | |
11 juni.Dit is zeker: we gaan onherroepelijk de richting uit, dat de vrouw zich niet langer door den man zal laten onderhouden, maar haar eigen brood zal willen en moeten verdienen. Mevrouw Goekoop. | |
12 juni.De kunst der vrouw zij vóór alles rein.
Joh. v. Woude. | |
[pagina 99]
| |
13 juni.Onze huiskamers zijn de bezielende en krachtgevende middelpunten van het huiselijk leven. Ik weet hier op aarde geen plaats, die zóó rijk is aan ontelbare genietingen als de oude, getrouwe huiskamer. Lublink Weddik. | |
14 juni.Werk is de hersteller van alles, de ware panacee; dat ondervinden wij allen.
Vosmaer. | |
15 juni.Binnen in ons woont de rechter, die niet bedriegt en aan wiens oordeel ons meer gelegen is dan aan den bijval der geheele wereld. Neem u stellig voor niet tegen zijne stem te handelen; wat gij u voorneemt, klop eerst aan en vraag om zijnen raad. Al stamelt hij eerst zacht, allengs raakt zijn tong los en gaat hij duidelijker spreken. Matthias Claudius. | |
16 juni.Ieder onzer heeft zijne ellende; wij dragen allen onzichtbare ketenen, die, terwijl zij ons beletten te doen wat wij zouden willen, ons ieder oogenblik meeslepen in den jammer en meermalen misschien in de ondeugd. Zouden wij dan geen medelijden hebben met nog dieper gevallenen? Moet niet de barmhartigheid in ons heerschen boven alles? Golani. | |
[pagina 101]
| |
17 juni.De smart verteert het merg van ziel en lichaam beide;
Waar 't zelfvergodend Ik aan 't stof der aarde kleeft,
Een balsem, arme mensch, kunt ge uit uw smart bereiden
Zoo gij den broeder mint en voor het eeuw'ge leeft.
| |
18 juni.Zouden duizend woorden kunnen
Zeggen wat ik tot u zeg,
Als ik op die volle lokken
Zegenend mijn handen leg?
Arme taal, die uit moet spreken,
Hoe gij innig mij bemint,
Als ge 't kopje aan mijn schouder
Schreit als een gelukkig kind!
Jacques Perk. | |
19 juni.Niet ieder valt het ten deel zich veel te bewegen in het vrije veld; - wel hem dan wien één blik in de groote ruimte kracht geeft om een langen dag te zorgen in een kleine binnenkamer. Geertruida Carelsen. | |
20 juni.Ziet, de blauwe hemel lacht,
Daar de zachte zonnestralen,
Op de witte staatsiedracht
Van geboomte en heesters dalen
Met een weergalooze pracht.
Potgieter. | |
[pagina 103]
| |
21 juni.Geleden! Er is in den klank van dat woord iets verheffends, iets plechtigs, iets dat gedachten wekt aan ernst en geduld, aan berusting en loutering, aan geestkracht en zielegrootheid. M. van Walcheren. | |
22 juni.Eer gij de woning van den arme binnentreedt, begin met uzelven te onderzoeken, of in u soms nog iets woont van de onzalige gedachte, dat de gever meer is dan de ontvanger, en zoolang gij uzelven daarvan niet volkomen vrij weet, blijf buiten de deur; gij kunt daarbinnen niets goeds doen. W. v.d. Vlugt. | |
23 juni.‘Stelt u in elkanders plaats.’ Als een arme u om hulp komt vragen - wijs hem niet barsch terug; bedenk dat zijn hand heeft gebeefd, toen hij bij u aanbelde, dat zijn hart in twijfel was of gij hem zoudt ontvangen. Kunt gij al niet helpen, geef hem dan goeden raad, die kost u niets, reik hem een glas water, dat zal u niet verarmen; maar neem van zijn ziel de branding weg der schaamte en vernedering. Dr. R. | |
24 juni.De mannen, die aangesteld zijn om over de wetten van ons land te waken, zitten 's avonds warm in hunne vroolijke kamers en spelen misschien met hunne eigene lachende kinderen, zonder zich te bekommeren of daar ook kleinen langs de straat dolen, die niet naar huis durven gaan. En de vrouwen dier achtbare heeren, als ze hunne eigene gelukkige kinderen in hunne witte bedjes hebben goedennacht gekust, vinden het onvrouwelijk om over wetten te denken. Mevrouw Goekoop. | |
[pagina 105]
| |
25 juni.Men kan zoo goedkoop gelukkig zijn.
Joh. van Woude. | |
26 juni.Gelukkig zijn en toornig tevens gaat niet:
Wenscht gij geluk, dan moet gij dus niet toornen.
Geniet den geur der roos, ontzie haar doornen:
Raak die niet aan en zie: de doorn bestaat niet....
Jacques Perk. | |
27 juni.Leid mij zachtkens naar huis,
In den dienst van uw kruis,
Dien mijn ziel zich zoo lieflijk gedacht heeft!
Dat ik werk'lijk bezwijk'
Als een knecht van uw rijk,
Die zijn dagwerk geloovig volbracht heeft.
De Genestet. | |
[pagina 107]
| |
28 juni.Och, kindersmart is dikwijls zoo bitter. De menschen bedenken dat veel te weinig. Men zegt: ‘Een kind vergeet spoedig,’ ja, dat is zoo, en gelukkig ook, anders bezweken er velen onder hun leed; maar tegenover dat snel vergeten staat het veel heftiger gevoelen dan bij volwassenen. Holda. | |
29 juni.Sois bonne. La bonté contient les autres choses. Victor Hugo. | |
30 juni.Wie zich niet gêneert, gêneert anderen.
Diane. |
|