| |
| |
| |
Kijkje in de werkkamer eener schrijfster en redactrice.
| |
| |
| |
Kijkje in de werkkamer eener schrijfster en redactrice.
Een zachtkleurig tapijt. Boekenkasten langs de muren.
In het midden een groote tafel, beladen met boeken, papieren en couranten. Kleine tafeltjes rondom, bij sofa of fauteuils.
Voor het ééne venster bloemen, waarop door de vitrage gordijnen getemperde zonneschijn valt; voor het andere venster een schrijfbureau met vele laden en hokjes.
Diepe stilte.
Aan het schrijfbureau zit een dame, het hoofd over haar werk gebogen, de pen tusschen de vingers. Zij eindigt juist den laatsten regel van
| |
| |
een dichtbeschreven blad, en plaatst er dan, als in groote tevredenheid, een dikke streep onder.
‘Zie zoo, het hoofdartikel is weer klaar. Ik ben laat deze week; het is al Woensdag. Als ik Donderdags de kopij verzend, zijn ze aan de drukkerij slecht gemutst.... Het was een moeilijk hoofdartikel, vol geleerde aanhalingen. Wat heb ik er lang voor verzameld! Die geschreven citaten, welke nu eindelijk in de snippermand kunnen, trof ik in boeken of tijdschriften; die mooie motto's zijn mij door vriendelijke handen toegezonden, dankbaar bewaard en nu eindelijk gebruikt.’
Zij werpt een blik op de pendule.
‘Pas tien uur. Dat is vlug gewerkt van ochtend. Ik heb er wel drie dagen aan besteed om het mooi in elkander te krijgen. Hoofdartikelen, die meer op het gevoel werken, zijn vlugger klaar, maar men moet op zijn tijd ook weer eens iets pittigs geven. Aan een vrouwenblad zijn ten eerste ontwikkelde, beschaafde abonnées; die zijn met bijna alles tevreden; - dan verwaand-knappe abonnées: die willen geleerdheid; - verwaanddomme: die willen altijd iets anders dan men
| |
| |
geeft; - sentimenteele: die wenschen geroerd te worden; - ernstige, aan zichzelf arbeidende: die lezen graag iets over karaktervorming; - goedige, lieve zieltjes: die zijn meest dankbaar, maar slaan al wat een beetje hoog gaat, over; .... en dan de jongeren, die maar de helft van alles begrijpen! Die hebben nu bij voorbeeld aan dit hoofdartikel weer niets... Dus de volgende week noodzakelijk een doodsimpel hoofdartikel.... Ik moet het maar vast uitzoeken; bij ziekte of verhindering is het altijd goed, als alles vooruit gereed ligt....’
Zij trekt een lade open, gevuld met manuscripten en zoekt. Verschillende pakjes neemt zij in handen, welker opschriften zij halfluid leest: ‘Feuilleton, Levensbeschrijvingen - van kunstenaars, van vorstelijke personen, - Geleerdheid, - ..... hemel ja,’ zucht zij, sommige handschriften herkennend, nu zij in het pakje Geleerdheid bladert, ‘die heeren zullen wel boos beginnen te worden! Maar nu, tegen den nieuwen jaargang, kunnen ze er toch niet in, want zoo iets hooggeleerds wordt door drie kwart der abonnées overgeslagen en dan volgen er eerder be- | |
| |
dankjes. Het groote publiek vraagt echter naar namen, zooals de uitgevers beweren; zoo'n klinkende naam onder de medewerkers geeft inteekenaars. Dus moet ik ze aanhouden..... Ah, hier zijn eindelijk de hoofdartikelen.’
Zij begint ze vluchtig door te zien en legt ze één voor één ter zijde.
‘Te wijs.’
‘Veel te hoog.’
‘Te saai.... Het moet iets heel eenvoudigs zijn; zoo'n kleine hartsterking maar.... Want in hetzelfde nommer komt de maandelijksche Brief van dien medewerker op sociaal gebied; die geeft stellig al genoeg te denken. Het blad moet uitspanning en amusement blijven.... Och, och, zou er nu niets bij zijn?... Dus weer zelf schrijven.... Maar wacht!... hier is wat... Dat is puik... Nu noteeren.’
Uit een andere lade krijgt zij een notitieboek; het bevat inhoudsopgave van de reeds verschenen nommers.
‘Zie zoo,’ zegt zij al schrijvend, ‘voor No. 47 noteer ik alvast het eenvoudige hoofdartikel en den Brief over sociale questies; met advertenties,
| |
| |
| |
| |
brievenbus en vragenbus is dan de grootste helft al vol. Maar nu moet no. 46 weg; - eerst maar eens kijken wat er de vorige week al voor genoteerd is. Dertig kolommen moeten vol... Hoofdartikel, advertenties, brievenbus, kalender en vragenbus zullen te zamen ongeveer dertien kolom vormen.... Nu hebben we de vervolgen uit het vorig nommer nog.... laat zien wat de drukker mij daarvan heeft gemeld....’
Zij raadpleegt een briefkaart.
‘Er blijft staan vijf kolom,’ zoo schrijft hij. ‘Die vijf kolom zijn dus het eerst aan de beurt... Met de andere dertien zijn het er achttien.... Ja, een kolom of twintig is meest vooruit al weg. Er blijven nu twaalf over.... Laat ik eens bedenken: ligt er ook een Leestafel of een Wedstrijdbericht?....’
Zij zoekt weer tusschen de manuscripten.
‘Ja, hier is een Leestafel; die ligt er al veertien dagen en moet er dus noodig in;... anders wordt die medewerker misschien boos.... En dan is er een kort Wedstrijd-berichtje... Goddank geen prijsvraagantwoorden - dat zijn plaatsroovers...
| |
| |
Nu hebben we negentien kolom; - blijven elf over... Die medewerkers zijn net als de kindertjes in het sprookje van den kinderboom; ze roepen allen om het hardst: “Neem mij maar!”.... Eerst maar eens iets leerzaams opzoeken.... Een levensbeschrijving is het best.... We hebben pas een kunstenaar gehad, - dus nu maar weer eens een prinses of koningin... Daar slaat het al halfelf.’
Zij zoekt weer geruimen tijd.
‘Ha, daar is aunt Victoria; die is goed. Maar.... tien bladzijden kriebelschrift, dat wordt zeker twaalf kolom.... Vijf is genoeg, anders verveelt ze.... En hier is voorts een aardig praatje over Hygiene. Denkelijk vier.... Goede hemel, ja, daar ligt dat stuk van Juffrouw M. ook nog. Wat wacht die ziel al lang!... Maar ze is nogal geduldig... Toch benauwt het je.... Het kan er nu wéér niet in, want als ik het afbreek, is er de aardigheid af en het eischt stellig acht kolom.’
Een tikje op de deur.
‘Binnen.’
| |
| |
De meid verschijnt.
‘Mevrouw, daar is een dame uit Amsterdam; zij wou u zoo graag spreken.’
‘Je weet toch dat ik 's morgens niet te spreken ben!’
‘Ja,’ antwoordt de meid verlegen, ‘maar ze houdt zoo aan. - Of ik u dan maar het kaartje wou laten zien.’
Zij beziet het kaartje en schudt het hoofd.
‘Neen, ik ken haar niet, maar - al was het nòg zoo'n goede kennis, ik kan geen tijd missen. Je weet hoe het verleden week met die juffrouw ging: ik zei nog vooruit dat ik hoogstens een half uurtje missen kon, en ze bleef toch zóó lang zitten, dat ik haar wel op de koffie moest vragen, wat ze nog aannam ook... Een bedorven dag; ik doe het niet meer.’
De meid gaat heen; de dame legt de pen neer en loopt, eenigszins geagiteerd, de kamer op en neer.
‘Nu ben ik weer heelemaal in de war..... Eigenlijk moest ik de deur maar op slot doen... Zaken gaan vóór vrienden, heeft een beroemd man gezegd. Heeren, ja, die ontvangen op hun bureau of kantoor bezoekers; maar als deze hun onderwerp
| |
| |
hebben afgehandeld, stappen zij op. Een dame echter komt zelden met een bepaald doel; zij maakt alleen maar een visite;... ze komt wat vriendelijks zeggen, en het vriendelijke, dat we terugzeggen, beschouwt ze als een uitnoodiging tot blijven.... Kom, maar weer overnieuw.’
Zij gaat weer zitten, zucht eens, en kan blijkbaar hare gedachten toch nog niet recht van de teleurgestelde bezoekster afwenden....
‘Waaraan was ik ook bezig?.... O ja, vijf kolom Koningin - en vier Gezondheid - plus negentien.... Dat is acht en twintig. Dus blijven er maar twee voor feuilleton.... Veel te weinig!’....
Zij houdt de hand onder het hoofd en kijkt een poos het geschreven lijstje na.
‘Nergens kan wat af dan van Victoria.... Neen, nergens... Ze krijgt maar drie kolom... Dan moet ze maar wat meer in het volgend nommer hebben; anders interesseert ze niemand.. Even noteeren voor no. 47: Victoria, minstens zes kolom....
Wat zal die me de volgende week weer in den
| |
| |
weg zitten, als de prijsvraagantwoorden er ook in moeten! - Ziezoo, nu heb ik ten minste vier kolom voor feuilleton. Eigenlijk nog veel te weinig. En dan sturen de menschen me nog feuilletons als halve romans, en zijn boos, als ik ze weiger. Tusschen uitgever, abonnées en medewerkers moet een redactie heenzeilen als een schip tusschen de klippen.. Hier moet ik nu maar zoo'n klein, fijn stukje inplakken; - in ééns uit. In een weekblad worden de novellen, waaronder staat: Wordt vervolgd meest overgeslagen... Dat zal spannen, hoor, of ik er juist zoo een van vier kolom heb...’
Zij zoekt weer een poos, en ziet dan naar de pendule.
‘Al elf uur. Ik vorder weer niets.... Hier is er een. Een vertaling uit het Zweedsch van die verarmde dame, die me zoo aanbevolen is.. Kon ik maar eens wat veel kopij van haar in één nommer plaatsen! Maar dat gaat niet... Eigenlijk zou ik het liefst een paar nommers vullen met stukken, die me al zoo lang liggen aan te staren... Dan was ik er in ééns af...
Goddank! 't zit in elkaar. Nu nog het lijstje
| |
| |
voor de drukkerij copieeren en dan - naar de post er mee. Altijd een prettig gevoel, als die dikke envelop dicht en weg kan!
INHOUDSOPGAVE.
|
(Naar gissing). |
Hoofdartikel |
3½ kolom. |
Brievenbus |
2 |
Vragenbus |
1 |
Kalender |
½ |
Advertenties |
6 |
Vervolg van huish. praatjes |
3 |
Slot van Over zang en spel |
2 |
Bericht-Wedstrijd |
¼ |
Leestafel |
¾ |
Koningin Victoria |
3 |
Gezondheidspraatje |
4 |
Feuilleton |
4 |
|
_____ |
|
30. |
Zij leunt achterover in haar stoel.
‘Dat sluit als een bus. Vergissingen zijn onmogelijk, behalve in mijn raden naar de kolommenmaat. Over eenige dagen komt met de proef prompt dezelfde inhoudsopgave, maar met de juiste kolommenmaat en het onderschrift van den drukker:
| |
| |
‘Geachte mevrouw, er zijn voor dit nommer drie kolommen te veel. Gelieve op te geven wat kan blijven liggen.’
Of:
‘Geachte mevrouw, er zijn voor dit nommer 1½ kolom te weinig. Gelieve meer kopij te zenden.’
En dan begint het gereken opnieuw... Ziezoo, dat ligt weer gereed.... Nu zal ik weer eens eenige dagen aan mijn novellenbundel werken.. Wel ligt er nog veel voor het blad te doen, maar dat moet dan wachten.... Eergisteren weer een verzoek van den uitgever om spoed... O, die uitgevers! Ze laten je nooit rust. Wij, die de kunst liefhebben, vragen naar qualiteit, maar de uitgevers vragen naar quantiteit. Als een boek maar een zekere dikte heeft, en dan een goeden naam op het titelblad, dan is een uitgever tevreden. Maar als er niet genoeg kopij is, dan hooren we: ‘Er is niet genoeg, mevrouw; graag nog een paar vellen er bij.’
‘Best, mijnheer, als u dan maar wachten wilt.’
| |
| |
De uitgever wacht en zelf wachten we ook, soms weken en maanden.... op Fancy. En als ze eindelijk tot ons komt, de aangebedene, de liefelijke, - op de wandeling, in den trein, des nachts, - dan vaart ons heilige ontroering door de ziel, en wij moeten de gedachte, dat wij al wat zij ons influistert en dat wij haastig naschrijven, al vooruit verkocht hebben bij het vel, van ons afschudden - vergeten.’
Zij staat op en gaat naar de tafel.
‘Morgen dus de novellenbundel, maar vandaag moet ik die tafel toch nog wat leeg zien te krijgen... Ik heb tot twee uur tijd; dat is het verlof van den dokter; als hij eens wist hoe dikwijls ik er een uurtje bijsmokkel!
Ik ga dan vandaag nog die ingezonden kopij doorworstelen; enkele stukken aannemen, vele afwijzen.... Daarnaast ligt dat album, waarin ik wat schrijven zou; dat ligt er ook al veel te lang. Ik word onbeleefd.... En hier is een uitnoodiging van de maatschappij van Letterkunde; vergadering, diner.... Daar komt niets van.... Hier is een aanmaning van het Leesmuseum om een geleend boek terug te zenden.
| |
| |
't Spijt me vreeselijk; ik heb het nog lang niet uit... maar het moet dan ook straks maar verzonden.... Daarnaast ligt een brief van een uitgever, of ik een kalender voor hem maken wil. - Onmogelijk. En dan ligt hier nog altijd die stapel buitenlandsche damestijdschriften, om door te snuffelen; dat wordt ook tijd. Uit Holland komt zelden eens een nieuw of origineel idée.
Wat is dit voor een stapeltje?... Och hemel, ja, daar liggen nog twee posten van gisteren en de brieven van dezen morgen. Aan het ontbijt is nooit tijd voor brievenlectuur en gisteren at Tante bij ons, en ik zei aan de meid de post maar boven te brengen. Die Tante!... Om twee uur kwam ze maar op eens, met hoed en mantel nog aan, mijne kamer binnenstuiven, nam me de pen uit de hand en zei: ‘'t Is nu mooi geweest vandaag!’.... En toen met hare armen uitgebreid: ‘Maar m'n God, kind, wat scheelt je, om hier halve dagen te zitten pennen! Waarom doe je 't?.... Wat een onzin, wat een onzin!’....
.... Ik stond willig op, lachte maar eens hartelijk en ging mee. Men kan niet alles zeggen,
| |
| |
en dan lacht men maar eens... Twee posten... Laat eens kijken.... Een drukproef, - daar is haast bij. Die leg ik dus ook vast klaar op het bureaublad... Een paar brieven van abonnées; kunnen in de Brievenbus beantwoord worden de volgende week.... Een brief van een Indische abonnée, zes zijdjes, waarvan de quintessens is of ik toch ‘als 't u blieft’ zoo lief en zoo goed wil zijn haar een paar nommers te zenden, waarin een stukje van haar voorkomt... Eenige artikelen voor de Vragenbus.... Een vraag van een medewerkster, of ik haar melden wil, wanneer hare bijdragen geplaatst worden. Dat weet ik zelf op geen weken na, en daarenboven - als alle medewerkers dat eens gingen vragen! Neen, daarop antwoord ik niet... Deze envelop draagt den stempel van den uitgever. Ingesloten is een briefkaart aan zijn adres.
‘Weledele Heer, voor het geval van proef meld ik u dat mijn adres is als boven. Het bevreemdt mij dat mijn stukje zoo lang ongeplaatst blijft, daar “Nederland” en “Eigen Haard” later door mij ingezonden bijdragen reeds opnamen;’ enz.
| |
| |
Ja, als ze met mij geen raad meer weten, gaan ze naar den uitgever. Helpt niets, mejuffrouw. We hebben pas wat over die Engelsche litteratuur gehad; dus wacht uw stuk nog wat. - Deze hand ken ik;... 't is een verzoek van een tijdschrift-redacteur om medewerking aan een gelegenheidsuitgave.... Hij is al zoo'n oude kennis van mij. Ik weiger niet graag en zal zien.... Een bijdrage uit Indië... die kan bij den stapel. Nog een kaart.
‘Lieve mevrouw, als u me niet brutaal vindt, zou ik zoo graag willen dat u mijn stukje plaatste, u voor een half jaar toegezonden,’ enz.
Ter zijde gelegd... Of neen, 't is zoo'n oude stakkert!.... Ik zal haar maar antwoorden... En nu nog deze groote brief.... O, het is een ingezonden stuk.... Hoogst actueel.... Had ik dat nu straks geweten! Blijven liggen kan het niet: dan hebben Huisvrouw en Vredig Thuis het weer vóór ons geplaatst.... Och, och, dan de envelop maar weer opengemaakt... Het lijstje nog eens nagezien... Victoria krijgt
| |
| |
dan in vredesnaam maar twee kolom.... Ziezoo, het kan weer dicht....’
Weer een tikje aan de deur. Het is de middagpost.
‘Een brief van een nieuwen medewerker om inlichtingen. Vereischt ook al spoed.... Een vraag van een dame, die op mijn verzoek een lijvige bijdrage heeft ingezonden, of ik dien niet ontvangen heb.... U hebt gelijk, mevrouw; ik had al lang moeten antwoorden... Een langen brief in een mij dierbaar handschrift of ik boos ben, daar ik nooit meer schrijf....
.... Een verzoek van een stenograaf, of hij in het blad het systeem Gabelsberger mag aanprijzen. Moet afgewezen, anders beginnen ze allemaal.... Een lieve brief van een familielid uit Amsterdam, of ik dan nooit meer kom... Hè, men wordt er benauwd van!... Een brief van een abonnéetje, dat in het Ziekenhuis wegkwijnt ‘fatherless, motherless!’ Och, een brief over de post zou haar zoo'n afleiding zijn!.... Wat een werk weer!.... Tante heeft toch wel een beetje gelijk. ‘Schrijf liever romans, dat
| |
| |
maakt je naam beroemder,’ zegt men. ‘En zoo'n blad - het is zoo gebonden,’ vindt een ander.... Alles heel waar. Maar iets goeds te kunnen verrichten in onze omgeving en dit niet te doen,.... zou men zich daarbij gelukkiger gevoelen?
Roem!.... naam!.... wat zijn ze in het heelal, in den loop der eeuwen!.... Wat zijn wij allen anders dan atomen, een korte poos rondzwevend in de oneindige ruimte, - dan verdwenen, vergeten!....
.... Naam,.... wat blijft er van over als Fancy niet tot ons komt.... Wat zijn wij dan meer dan die duizenden anderen.. Naam - het is een droom, een nevelbeeld - niets. Maar een enkelen traan in een glimlach veranderd te hebben, een zwak, dwalend hart den rechten weg te hebben aangewezen, dat is iets, - dat is veel, - en gezegend, wie daarvoor een arbeidsveld is aangewezen.
En wij glimlachen tot hen, die dit niet verstaan, en onze dankbaarheid niet begrijpen kunnen....
| |
| |
De pendule wijst halftwaalf.... Als ik straks heb koffiegedronken, kan ik nog een paar uur werken. Dan wandelen, (‘dat is óók plicht!’ zegt de dokter;) eten - couranten lezen - (Ook al plichten.) - Dan, als het jonge volkje uit den tuin komt, een vraagbaak bij het huiswerk zijn, en theeschenken.... (Alles plichten.) En dan, als het huiswerk ons tijd overlaat, de piano.. Dat is nu eens géén plicht, maar puur genot... En als ik nu bedenk dat dit eigenlijk mijn eenig pretje is, verwondert het mij toch dat ik 's avonds altijd vind een heerlijk dagje gehad te hebben... Komaan, nu gauw die proef, en die medewerkers, dat album.... Ik kan nog een heel eind komen vandaag!.... Vlug maar!’....
Een tijd lang vliegt de pen over het papier; nu is het een brief, dan een briefkaart, welke gereed ter zijde wordt gelegd. Van buiten klinkt het gejoel van uitstroomende scholen en huiswaarts keerend werkvolk; binnen niets dan het zachte krassen der pen en het tikken der pen dule. Doch op eens zijn er lieve stemmetjes en lichte voetstapjes op de gang, en de deur
| |
| |
wordt zonder kloppen opengegooid, en daar komen schitterende oogen binnen en roode wangen, en vroolijke lachjes en lieve begroetinkjes....
‘Weg is alle stilte en rust, en de pen ligt al op den inktkoker. Kom maar binnen, kleine levenmakers, voor jullie ben ik altijd te spreken!’
|
|