niet nieuwsgierig naar den inhoud, dan is daar misschien weer een trouwe moeder of lieve zus, die er in bladert, en, zoo in een gezellig schemeruurtje, eens zegt: ‘Och, Wim, dit moet ik je nu toch eens even voorlezen.’
Of: ‘Toe Piet, rook een sigaar bij me, en luister eens naar dit ééne hoofdstukje.’
Zulke vrouwen weten altijd precies welk van de 20 hoofdstukken u het meest zal pakken. En misschien zal, als dat ééne hoofdstuk u beviel, (ze zijn maar kort), er wel eens een oogenblik komen, wanneer ge, op uwe stille kamer gezeten, uwe deur op slot