Vermoeide harten door haar troostend woord te sterken,
En met een zoeten lach te stillen aardsche pijn.
Onwillekeurig komen ons hier de schoone woorden van Arnold Ising voor den geest: ‘Vrouw te zijn, dat is immers lijdzaam wezen en geduldig, duizend kleine opofferingen brengen zonder dat het opgemerkt wordt, de wenschen en begeerten der huisgenooten raden en voorkomen, altoos gereed om gemak te verschaffen of hulp te leenen en zichzelve te vergeten voor de anderen’.
De vrouw, die deze hoogte heeft bereikt, zetelt als op een troon, en de treden, die er heen leiden, iedere vrouw, ieder jong meisje kan ze bestijgen. Zij dragen de namen der vijf plichten, de vrouw opgelegd: behagen, voeden, kleeden, orde houden en onderrichten.
Niemand zal ontkennen dat deze plichten tot den werkkring der vrouw behooren, wat daartoe ook nog meer moge gerekend worden, onbegrensd als die inderdaad is.
O, zonder vrouwen kan schier niets genoegen geven,
Haar lieflijk bijzijn schenkt aan alles geest en leven.
Haar tegenwoordigheid verdrijft de felste smart
En toovert zachte vreugd ook in het somberst hart.
Een jong predikant, rijker in ijver dan in levenservaring, preekte onlangs in een volle kerk en sprak de vrouwelijke bezoeksters aldus toe: ‘Zelfs gij, geliefde zusters, ofschoon gij slechts vrouwen zijt, hebt nog wel de een of andere roeping te volbrengen.’
‘Nu, men behoeft niet te vragen hoe zijne moeder de hare volbracht heeft’! zeide later een dame, die deze wonderlijke opmerking gehoord had. ‘“Slechts vrouwen!” Alsof eenig aardsch wezen hooger staat dan de vrouw! En “de een of andere roeping!” Alsof de roeping der vrouw niet even gewichtig is als die van den man!’
De vrouw is de koningin van het huiselijk leven; aan