Achter hoeveel mooie woorden bedekt men het moorden op het oorlogsveld!
En toch is ‘Gij zult niet dooden’, een der tien geboden, en met of zonder uniform: het blijft zonde.
Een dronkaard wordt verachtend weggeschopt of opgepakt; maar de matigen, die hem verleid, de herbergiers, die hem ‘getapt’ hebben, en de Regeering, die van zijne ellende percenten trekt, - zijn respectabel.
De arme, die uit honger een brood steelt, krijgt hechtenis; maar woekeraars zijn geeerde burgers.
Buiten het huwelijk is niets, - in het huwelijk alles veroorloofd. De wandeling naar het stadhuis maakt de zondigste plotseling weer deugdzaam en fatsoenlijk.
Ontucht is wel zonde, maar bij mannen behoort die zonde bij de opvoeding.
Bedriegen is wel zonde, maar in den handel is het eervol; men noemt het dan ‘zaken doen’.
Een driftkop, die een ander in woede een verminkenden stoot toebrengt, wordt gearresteerd. Maar wat openbaren de enquêtes over straffeloos gedulde fabriekstoestanden?