fluisteren dat ik liever naar den hemel zou gaan.
Toen ik mij het droevig tooneel zóó ver voorgesteld had, rolden mij de tranen over de wangen.
Ten laatste zou Grootmoeder uitroepen: ‘Och, mijn lieveling, ik ben heel wreed tegen je geweest. Is er niets, waarmede ik je plezier kan doen?’
Hier hield ik op met schreien, om beter te kunnen nadenken wat ik aan zou nemen, om mijne vergevensgezindheid te toonen.
‘Ja,’ zou ik plechtig antwoorden, ‘ja Grootmama. Geef mij een kapsel van lange blonde krullen en...... een bijbel.’
Welk een verwijt voor mijne grootmoeder zou er in dit laatste woord liggen, daar zij mij altijd gebrek aan vroomheidszin had verweten. De bijbel zou mij wel niet van veel nut zijn, daar ik spoedig daarop sterven zou, maar ik kon dien aan Kitty vermaken.
‘Kitty hoort niet zooveel van den bijbel als ik,’ dacht ik met plechtige zelfvoldoening.
Wat de mooie blonde krullen betreft, die zou ik kunnen ophouden, als ik dood was.