Wat de verdeeling der stof betreft, heb ik de chronologische volgorde in acht genomen. Na de Middeleeuwen volgt de 16de eeuw als een afzonderlijk geheel, hoewel in dien tijd op dramatisch gebied de vorige periode nog krachtig nawerkt. Maar de 16de eeuw kenmerkt zich door de opkomst en bloei zoowel van de moraliteit als van het Latijnsche schooldrama. De 17de eeuw is die van het classieke treurspel, dat aan het einde, te gelijk met andere genre's, overgaat in de Fransch-classieke tragedie. Deze beheerscht het tooneel gedurende de 18de eeuw, om aan het einde er van verdrongen te worden door het burgerlijk treurspel of tooneelspel. En dan volgt de 19de eeuw, waarop wij, als geheel althans, nog geen juisten historischen blik kunnen hebben. De geschiedenis van het drama in de Zuidelijke Nederlanden gedurende de 17de, 18de en 19de eeuw zal in afzonderlijke hoofdstukken worden besproken. En in eenige bijlagen zullen de titels der vertaalde drama's worden opgegeven.
Wat de verschillende genre's der dramatische poëzie aangaat, heb ik eene andere indeeling aangenomen dan de gewone. Vooreerst is in dit boek niet reeds in de 17de eeuw het classieke treurspel tegenover het romantische geplaatst, daar ik de drama's heb gerangschikt naar hun vorm, niet naar hun inhoud. Die indeeling was wel niet altijd streng vol te houden, omdat de uiterlijke vorm langzamerhand afslijt, maar bij elke verdeeling van eene stof als deze stuit men op bezwaren. De drama's zijn dus hier geplaatst bij die categorie, die de dichters zelve hadden gekozen.
De 17de eeuw is uitvoeriger behandeld dan de overige periodes, omdat het de bloeitijd is geweest van het Nederlandsche drama. Bovendien heeft ons tooneel in dien tijd in den vreemde invloed geoefend; een boek als dit behoort dus m.i. ook voldoende materiaal op te leveren voor de studie van vergelijkende literatuurgeschiedenis.
Voor de bibliographie is gebruik gemaakt, behalve van sommige monographieën, van den Catalogus der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leiden, Afdeeling Tooneel, van den Tooneel-Catalogus der Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek en van den Catalogus der Stads-Bibliotheek te Haarlem.
De inrichting van het tooneel, het decoratief, de costumes, enz. en ook de tooneelspelers worden in dit werk uitvoerig besproken. De wijze van opvoeren staat toch in nauw verband met den aard van het drama in een bepaald tijdperk. En aan de uitvoerende kunstenaars komt eene eereplaats toe naast de dichters.
Eerst bestond het plan van dit boek een prachtwerk met vele platen te maken, maar dat voornemen moest worden opgegeven. En hoewel het boek thans verschijnt in den vorm van een wetenschappelijk werk, hoop ik toch, dat het niet alleen eene plaats zal vinden in de studeerkamer van vakgeleerden, maar ook in handen zal komen van velen, die belangstellen in ons tooneel.
Het tweede deel zal zoo spoedig mogelijk volgen; een groot gedeelte van de kopie ligt reeds gereed. Het zal vooreerst de zes laatste hoofdstukken over de 17de eeuw bevatten, waarin o.a. het zang- en dansspel, het tooneel, de tooneelspelers en het drama in de Zuidelijke Nederlanden worden besproken, en verder de geschiedenis van het drama in de 18de en 19de eeuw. Een uitvoerig register op het geheele werk zal aan dat deel worden toegevoegd.
Groningen, Dec. 1903.
J.A. Worp.