De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd
(1802)–Jan Gerritse Wondergem– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |
Dat gy myn fouten overal,
Op 't hoogste niet aanschouwt,
Maar wiltze toch verkleinen al,
Daar ook myn hoop op bouwt.
En denkt dat niet het is aan myn,
Ik noem geen mensch zyn naam,
Want dan bekent gy schuldig te zyn,
Aan eenig Lied bekwaam.
De daaden noem ik nu wel op,
Maar niet de naam daarby,
Dus Dicht ik in een hoogen top,
Ik zing 't aan alle zy.
Ik zal het brengen ook in druk,
Wel zonder tegenspoed,
Zoo ik hierin heb geen misluk,
Als 't my geen hinder doet.
Dit Boek noem ik de Walchersche Ploeg,
Want de Ploeg is myn vermaaken,
Daar heb ik achter vreugd genoeg:
Dit Boek van vreugd gaat blaaken.
Nu Drukker hoort toch myn verzoek,
En luistert naar myn reden,
Maakt toch niet grooter of kleinder dit Boek,
Laat het byeen in vreden.
En brengt er ook geen Liedje by,
Uit eenig Boek bekwaame,
Haalt ook uit deeze ploeg van my,
Geen Liedje hoe genaame.
Een Boere knechtje hier te land.
Dit ploegje heeft gaan maaken,
Hy is een Zanger figeland,
De zang is myn vermaaken:
Doet naar myn wensch, een ieder mensch.
|
|