De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd(1802)–Jan Gerritse Wondergem– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Nieuw Lied. Van den deugd der Tabak, dat tydverdryvend Kruid. Op een Aangenaame Wys. Tabak, ô edele kruid! Vol aangenaame sappen, Die ook uit de aarde spruit: Wilt toch niet verder stappen, Maar hoort na myn vermaan, Ik zal 't u zingen gaan. Een pruimptje in u mond, Dat doet het hart versterken, Een liefhebber in den grond, Kan zonder pruim niet werken: Ik zelfs ben die man, Die dat niet missen kan. Zit gy al by het vuur, Wilt dit kruid niet verachten, Rookt dan maar op den duur, Ja wel uit al u krachten, Dus zing ik al zoo styf, 't Is goeden tydverdryf. Zit men met een flesch wyn, Een pyp tabak geprezen, Die moet 'er ook by zyn, Daar wil ik niet voor vreezen: Ik kan ook voor myn part, Wel rooken de pypen zwart. Als gy ter Kermis gaat, Neemt dan een lange pype, [pagina 24] [p. 24] Dan gaat het delicaat, Komt wilt dit wel begrype: Kykt na de jonge Jeugd, Hoe dat zy zyn verheugd. Gaat hy dan na de Meid, Hy stopt eens uit zyn doosje, Daarmee verkort den tyd, Dan raakt hy by zyn troosje: Een pyp tabak is goed Als men wat wachten moet. Eer ik dit liedje schreef, Zoo nam ik eerst myn doosje, Dat myn genoegen geeft, Ja ook wel meenig poosje: Een pruimpje van tabak, Ik in myn mondje stak Vorige Volgende