Een Nieuw Lied.
Hoe een Boere Knecht zich geneert.
Stem: Van het gestoole Hondje.
Ik ging de Paarden vange,
Ik spandeze voor de Ploeg,
Myn beestjes weest niet bange,
Doen op een goed manier: bis.
Ja 't was zeer aangenaam,
Want al de Vogelen zongen,
Ik acht het voor plaizier,
Ja zoo te woonen hier, bis.
Hier in ons Zeeuwsche Land,
Ja wel by braaven Boeren,
Daar woonen wy zeer plaizant,
En loopen by geen hoeren,
| |
In eer en deugdzaamheid, bis.
Met de Eg om de kluiten te breeken,
Daar wil ik nog van spreeken,
Al met een groot plaizier,
Op onze Boere manier; bis.
Men trekt weer naar zyn luiken,
Ja daar weer op te kruipen;
Dan denkt men om de Meid,
Al in zyn eenigheid, bis.
Het gareel weer in de handen,
Het zyn de Paarden wel tot banden,
Ja 't is de Boere zaak, bis.
Daar moeten wy gaan mollen,
Past dan op met verstand,
Om het mollebord te vollen,
Of gy krygt wel een slag,
Dat gy nooit meer ziet den dag, bis.
Maar ziet 't is haast gedaan,
Dan is men bly van geesten,
Dit moet gy wel verstaan,
't Gaat zwaar voor onze Beesten,
Wanneer zy daarvoor staan,
En wel voort moeten gaan, bis.
Men jaagt haar in de weide,
Gy kunnen een dagje beide,
Dan gaat men naar de Meid,
In min en deugdzaamheid, bis.
| |