De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd(1802)–Jan Gerritse Wondergem– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Aangenaam Minnelied. Stem: Leertze van den Zanger, want hy is aangenaam. Laast begaf ik my, In de groenen wei, En daar zag ik een Meisje gaan, En ik dacht 'er al in myn jongen zin: Wat blyf ik hier zoo staan? Kom laat ik tot haar nader gaan, En toonen haar myn min. Myn Engelin ik u begroet, Met een zeer diep ootmoed: Wy spraken malkander zoo aan, In min uit harten grond, Wy vereenden toen in min te zaam, Ja dat in korten stond. Zy molk haar koeijen in 't groene gras, Ja dat ook moeste zyn, Het geene ook dienstig was, De melk is geen fenyn; Zy sprak jongman zyt gy belust, Schept na u wil en zin. Tot dat gy na u wil en lust, Ja hebt genomen in: [pagina 12] [p. 12] Zoo zullen wy weer scheiden gaan, En neemen ons afscheid, Tot dat gy weer zult komen aan, Al op u eenigheid. Adieu myn overschoone blom, Myn hoogste schat op aard, Adieu tot dat ik wederkom, Myn engelin vol van waard. Dus wensch ik u ook veel plaizier! Myn schoone Roozemond! Tot dat wy op een goed manier, Ons min hebben gegrond. Oorlof jongmans die na de wei, Gaan na een schoone maagd; Zoekt toch een Meisje op u zy, Die u jong hart behaagd. Vorige Volgende