stam kwam. Ik tastte naar het koord op de grond en raapte het op. Toen begon ik op mijn beurt als een gek in het rond te slaan. Op dat ogenblik gebeurde er iets dat mij helemaal van streek bracht. Zonder zelf het geluid van krakende takken verdween de man als bij toverslag.
Dit was voor mij nou net te veel. Ik gilde zo hard als ik maar kon en kreeg het benauwd. Weldra begaf de grond het onder mijn voeten. De rest zullen jullie wel weten, want toen ik weer bijkwam, zag ik jullie om mij heen. -
De patrouilleleider was de eerste die sprak:
- Luister, John, - sprak hij grinnikend, - wat je ons hier hebt zitten vertellen klinkt niet best. Je verhaal heeft veel van een verzinsel. Kun je op je erewoord zeggen dat dit verhaal werkelijk waar is? Denk erom dat er jongens in de patrouille zitten van nog geen dertien. Je kunt ze niet zomaar in angst laten verkeren.
Is het maar een grapje, geen probleem, we kunnen wel een joke hebben. -
John keek vermoeid om zich heen. Zijn antwoord klonk zacht maar beslist: - Alles wat ik jullie heb verteld is waar. Dat verklaar ik op mijn erewoord. Ik ben bereid uit deze patrouille te treden als jullie mij niet willen geloven.-
Het werd doodstil.
Het gebied lag bij Zanderij. Hier waren vroeger Amerikaanse soldaten gelegerd, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nu lagen de barakken ongebruikt en het wemelde er van ongedierte. Omdat een verkenner geen vrees kent, hadden de jongens van patrouille Leeuwen de hopman verlof gevraagd om drie dagen te mogen kamperen in de buurt van deze verlaten barakken, die een eind van het vliegveld verwijderd lagen. Voor zover ze wisten, was dit terrein al jaren ongebruikt geweest. Het was dus onwaarschijnlijk dat een vreemdeling zich daar ophield. Neen, hier was iets bijzonders aan de hand; iets vreemds.
De patrouilleleider besloot met zijn patrouille op onderzoek uit te gaan. Misschien konden ze nog een spoor ontdekken van de man. Spoedig trokken Frits, Frans, Iwan, Leo en Rudie er op uit. Kees, John en André, bleven achter om te koken en om de tent te bewaken.