Hoofdstuk Eén
Terug naar Groningen
‘Leuk idee van je, Frits, leuk idee. Ik ken Coronie, Nickerie, Albina, maar Groningen in Saramacca ken ik niet. Hoe kom je eigenlijk op het idee ons daarheen te brengen?’
Frits, de patrouilleleider van de Leeuwen wierp een verbaasde blik op André. Hij wreef peinzend over zijn voorhoofd en vroeg toen aan de verkenner: ‘Weet je dan niet dat ik op Groningen geboren ben? Ik dacht dat ik dit al eerder aan jullie verteld had.’ ‘Zo???’ antwoordde André spottend. ‘Daar geboren! Wel wel. Meneer is dus van het district. Mooi man, dan hebben we een goede gids, want volgens mij heeft niemand van ons familie in Saramacca.’
‘Kom mannen, niet zeuren!’ onderbrak John, de assistent-patrouilleleider. ‘Laten we onze boodschappenlijst checken en kijken wie wat moet doen.’ ‘Ja, dat lijkt mij beter John, tijd voor ouwehoeren hebben wij nu niet. Straks komt de Vaandrig contributie ophalen, dan kunnen wij niet meer praten. Kijk, aardappelen hebben we al en rijst ook. Kees, jij zorgt voor bruine bonen, gele erwten, kaas, specerijen, zoutvlees en uien. Frans jij koopt corned-beef, boter, pindakaas, meel, zout, spijsolie. André, jij zoekt fruit. Veel fruit. Je weet wel, dingen die houdbaar zijn, zoals sinaas, meloen, pon-pon, advokaat. Oké? Leo, zorg jij maar voor petroleum voor de lampen en lantaarns, twee zaklantaarns met batterijen, lucifers, w.c.-papier, waszeep. Goed? De jongens kregen geen kans om er iets tussen te brengen. Frits draaide gewoon het gebruikelijke programma af. Alleen was de lijst nu langer, omdat zij een volle week zouden wegblijven. Toen hij tenslotte bij zichzelf beland was, waren alleen nog de hangmatten niet genoemd en de lantaarns. Er waren twee hangmatten nodig. Die zou hij wel van een andere patrouille lenen. De meeste jongens hadden hun eigen hangmat.