| |
| |
| |
Narede.
Wy besluiten de Historie van willem leevend, met de dood der eerwaardige juffrouw christina de vry. Zo lag ons Plan; en indien wy aan dit ons Plan voldaan hebben, dan is ons Werk afgeloopen. Verre zy het echter van my, om ook de beoordeeling dáár over niet ten vollen te laaten aan ieder, die het recht gekogt heeft, en dus geenzins onrechtvaardig naar zich genomen, om te beöordeelen. ô, Ik ben zelf bereid, om het te zien veroordeelen, door ieder, die den inval krygt, zich van een zo duur verkreegen recht tegen ons te bedienen. Het zou er, in een Vry Land, allerliefst uitzien, in- | |
| |
dien men, ook in deezen opzichte, de Vryheid om te beöordeelen durfde beteugelen.
Laakt, pryst, keurt af, keurt goed, en zo er nog iets meer te doen zy, doet het; ô onze geduldige Leezers! Zegt, met vry wat zweem van eigenwaan, (dit zelf is ons niet nieuw,) ‘myn Vrouw en ik hebben eindlyk - Leevend - uit!’ Betuigt ‘dat zo een Roman niet met al mooi is;’ - immers tot eene verstandige Schoonmoeder u zegt: ‘en ik vind dien Roman zeer goed.’ Wy, die huizen aan den weg timmeren, kunnen met veel gerustheid ieder mans gezeg hooren. En nog te meer, om dat onze waarde Vriend, de Heer uitgeever onzer werken, geene schaade lydt door het volkomenst uit oefenen uwens gekogten recht.
Men moet niet aanstond boos worden, als men merkt, dat veelen dat recht niet al te bestig weeten te gebruiken; dat men een Boek van zo veele bladzyden beöordeelt uit een paar Brieven, die alleen het Toneel een weinig openen.
Wat karakteriseert de Domheid zo sterk, als beslissend spreeken? Kan zy twyfelen? Onze sentimenteele jonge lieden zyn maar
| |
| |
gansch niet voldaan over de Brieven, waar in wy ieveren tegen deeze nieuwbakken zedelyke ziekte. Eene ziekte, die, wordt zy niet in de bronnen zelf aangetast, eene Nationaale ziekte worden kan. Deftige oude jonge Juffrouwen, vonden het niet slegts ergerlyk, maar ook - onnatuurlyk, dat een Meisje verlieft op een Jongen, al was het ook een willem leevend. andere, minder oud-agtig, en wier harten op zagter nooten gestemd zyn, vonden dit niet alleen niet ergerlyk, maar - en dit doet nog méér af, maar niet eens onnatuurlyk; doch die lieve kinderen zyn des te misnoegder op ons, om dat wy leevend niet hebben laaten trouwen met dat lief belangryk lotje. - Anderen roepen wraak over haaren Dood, die zy ons ook wel deeglyk te laste leggen. - ‘Wat hebben wy, vraagen zy ons, met uw plan te doen?’ Niets, ô dit staan wy gaarn toe; maar wy hebben echter met ons Plan zo min of meer wat te doen; en, zo lang men niet aantoont, dat ons plan vicieus is, hadden wy de vryheid om het te schikken, zo als wy dit tot ons oogmerk goed vonden.
Heet gebaakerde Lieden namen reeds met
| |
| |
het eerste deel voor, indien wy willem en lotje niet lieten trouwen, dan het heeld Boek levendig te verbranden. - Het recht, om zyn eigen Boeken te verbranden, betwist ik den koperen al zo min, als het recht om die te beöordeelen. Of echter Mevrouw de Rede haar Koninglyk Fiat op dit wreede vonnis geeven zal, is iets, waar aan ik zo min of meer twyfel: doch dewyl alle Leezers, hoofd voor hoofd, geenzins haar voor Souveraine erkennen; als vrye Lieden, alleen van hunne eigen driften de Wetten onfangen; zie ik zelf wel, dat zy hun gang kunnen gaan.
Ik zoude het Oogmerk van dit Werk hier wel kunnen ontvouwen; doch zy, die, eigenlyk gezegd, kunnen leezen, zullen daar niet onkundig van zyn, zo rasch zy zich de moeite getroosten een groot gedeelte deezes Boeks te doorzien; en zy, die het dáár niet ontdekken, zullen het hier niet zoeken. Ik neem echter de vryheid, aan zeker slag van leezers te vraagen: kent gy de liefde; weet gy, wat deeze drift in eenen willem leevend moest uitwerken? .... zacht! Ik vergat daar, dat het recht van beöordeelen gekogt, en des niet onbillyk kan gebruikt worden.
| |
| |
Om echter zeker te zyn, in myne zaak, vroeg ik aan Jongelingen, na genoeg van leevends karakter, en die ten minsten op hunne meisjes zo zeer verliefd waren, als hy op juffrouw helder: (zulke vrienden, dagt my, waren de bevoegde rechters.) ik vroeg dan: ‘is de behandeling van willem omtrent lotje berispelyk? is het ook mooglyk, dat hy, beminnende zo als een leevend bemint, zyne geliefde helder uit zyn hart konde scheuren? - ‘ook niet, was het welbedagt antwoord, al ware het om eene lotje roulin.’
Veele Leezers en Leezeressen waardeeren saartje burgerhart verre boven willem leevend. wy zyn gansch niet van die gedagten; maar wel, dat hy niet by saartje kan vergeleeken worden, dan tot zyn groot voordeel...... maar ik druk my niet wel uit, want ik oog thans niet op hunne karakters. saartje zal wel altoos de mignon blyven, en wy zelfs zyn kragtig met het meisje ingenomen; doch willem is met dit alles een recht hupsche beminlyke Jongen, die veel grooter kan worden, dewyl het Manlyk karacter duizend gelegenheden
| |
| |
heeft om zich te ontwikkelen. Men gelieve in 't oog te houden, dat ik hier niet spreek van huisselyke stille grootheid, maar van die in 't oog vallende meerderheid, die aandagt opwekt.
Ik spreek alleen van deeze twee Romans, zo als zy daar afgewerkt liggen. Over de grootte van dit werk, zyn de Leezers het ook oneens. Eenigen vinden het veel te groot, anderen menen dat wy er nog een paar Deelen by moesten gevoegd hebben. Aan de eerste vraagen wy, of zy wel een behoorlyk onderscheid maaken tusschen natuurlyke, [phisique] en tusschen zedelyke grootheid? Of zy ook zien kunnen, dat een Plan, al, of niet voltooid zy? Wel onderscheiden, en net spreeken, is nog zo ieder een niet met den Oostenwind aangewaaid. Aan de tweede soort van Leezers vraagen wy, of een Roman te kort is; indien de Hoofddaad geregeld opvolgt, en zonder oversprongen het einde bereikt? Voor 't overige doet dit oordeel ons veel eer aan; want een slegt werk, hoe klein en kort, is nog altoos veel te groot en uitgebreid. Zou ik ook te veel vraagen, indien ik vroeg, of men ook ergens een maatstaf, of yk gesteld
| |
| |
heeft, waar naar men de verbeeldingskragt afmeet. Nog anderen zullen mooglyk meer Brieven van en aan de Gravin van B *** gewagt hebben; wy hebben, om niet al te wydloopig te worden, die corresspondentie niet in 't licht gegeeven, om dat wy ons nader by de eenvoudige Historie houden wilden. Eenvoudige Historie: wy herhaalen dit woord; en wy gelooven, dat dit het waare byvoeglyke woord is. Zy doch is, naar myn inzien, alleen het geraamte van een Roman; maar de karakters - voila l'affaire! -
Jammer toch, dat de meeste Romanschryvers het Menschelyk hart alleen schynen te kennen van zyne ongunstige, ja van zyne bedorvene zyde! zy schilderen meesterstukken, maar wat is de zedelyke bedoeling?
Zedelyke bedoeling? zeer zeker; want het is een Vooröordeel, en wel een zeer zorglyk vooröordeel, te gelooven, dat men een Roman niet anders moet aanmerken, dan als een Boek, 't geen men in een verleegen uur, of alleen om zich te amuseeren, opneemt; zonder er iets by te denken, of er eenig nut mede te bedoelen. En al eens toegestaan, dat een Roman alleen op de lyst der tydverdryven moet
| |
| |
geplaatst worden, dan blyft de eisch even billyd, dat zy niets gevaarlyks behelze. Ik ontken echter, dat de Romans het grootste gedeelte hunner leezers alleen amuseeren. In tegendeel, het leezen daar van is by veelen eene hoofd - bezigheid, vooräl by de Sexe. Jonge Meisjes hebben maar te veel de geschiktheid, om die gevoelens aan te neemen, die zy in deeze haare geliefde boeken vinden. Zy gelooven, dat de Waereld in de daad zo is, als zy die daar leeren kennen; en dat beminnen de groote zaak zy, waarom zy hier aanweezig wierden. Geheel vervuld met de zucht om te behagen en minnaars te verkrygen, leggen zy zich niet toe op die weezenlyke hoedanigden, die aan Moeders en Vrouwen onöntbeerlyk zyn.
Ik geef my het air niet, om eenen rousseau te veröordeelen; ik weet, dat hy een groot Man, een waare Genie is: maar wat hebbe men te denken van eene nouvelle Heloïse, die in onzen jongen tyd zo veel gerucht maakte; en die men nageeft, dat zo veele jonge harten benadeelde ... maar ik zoude aan deezen zeldzaamen Man gaarn eens gevraagt hebben: wat was toch uw oogmerk,
| |
| |
toen gy dat Boek schreef? Ik voor my beef om uitspraak te doen.
Het gaat, voor 't overige, met de persoonen in de Romans, als met die, daar wy gemeenzaam mede bekend zyn. Allen verkiezen niet dezelfde. Zo lang onze verkiezing ons niet onredelyk maakt, staat het verkiezen vry; dan blyft het een smaak. Maar als men onbillykheid by onbedagtzaamheid voegt, en zulken, die men verkiest, ten koste van anderen verheft, dan bewaaren wy een diep stilzwygen, maar protesteeren tegen het spreekwoord, die zwygt, die consenteert.
Het is voor ons niet onaangenaam, getuigen te zyn, hoe ieder zo al zyne vrienden uitkiest, en rede van die keuze geeft. Juffrouw helder heeft zo veele vrienden niet gevonden, als haare vriendin veldenaar; en geen van beiden, (oudagtige jonge juffrouwen uitgezonderd) worden door leezers en leezeressen zo bemind, als het beminlyke, lieve, belangryke lotje. Wat zal ik zeggen? Het mededoogen is zulk een schoone trek in het Vrouwelyk karakter, dat ik het byna niet durf waagen te zeggen: ‘ziet eens, of uwe sentimenteele zwakheid de
| |
| |
bron niet is van uwe liefde voor lotje.’ wie kent lotje beter dan ik? wie voelt sterker het overweegend gewicht haars lieven karakters: doch kan men niet een stille traan op haar graf storten, al doen wy eene uitmuntende juffrouw helder recht? Maar genoeg; ik zal van de overige karakters geen woord spreeken.
Ik sluit deeze Narede met het volgende. Boeken en Lieden, die aandagt opwekken, gaan niet zonder kleerscheuren door de waereld. Die den Mensch kent, kan dit niet anders verwagten. Of onze willem de achting, die hy nu heeft, zal behouden, wie kan daaromtrent iets bepaalen? er is een tyd geweest, dat men in vrankryk zeide: beau comme le cid. maar er is een tyd opgevolgd, waar in men dit niet meer konde zeggen. cinna en fedra maakten dit gezegde ten onbruike: evenwel de cid blyft eenen corneille waardig, en altoos, zo wel als de groote Man, die hem schreef, boven zyne eeuw!
Wy maaken onze Landslieden geene complimenten, als wy hen onzen dank betuigen voor de wys, waar op zy onze werken ontfangen. Het doet ons echter weinig vermaak
| |
| |
te hooren, dat men onze burgerhart in 't Fransch vertaalt; om dat wy overtuigd zyn, dat wy voor ons Land, en voor dat alléén, schryven, en schryven kunnen. In zo verre stemmen wy nederig toe, dat wy onvertaalbaare Romans schryven.
e. bekker, wed. ds. wolff.
lommerlust in de beverwyk.
mdcclxxxv.
|
|