Historie van den heer Willem Leevend. Deel 6
(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 142]
| |
Allerbeste!Zo stap ik uit de koets, en adem ik weêr de vrye Buitenlucht met geheele stroomen in. Myn eerste beezigheid kan niet anders zyn, dan dit vrolyk nieuws aan myne Coosje mede te deelen. Morgen ogtend vroeg, rydt Mama's Knegt met deezen naar de Pastorie, om te verneemen naar den welstand der geheele familie, en in 't byzonder naar dien van de waarde Mevrouw Veldenaar; myne lieve Moeder heeft gehoord, dat die niet zo volkomen is, als wy allen vuurig wenschen. Zo het echter mooglyk is, dat gy Mama, en my, nevens nog eene zekere Dame, kunt opwagten, dan komen wy u allen omhelzen, en zoude ik gaarn myn kleine Jetje mede neemen, als wy te rug gaan. - Onze Mevrouw Everards voegt het volgende hier by. ô Zeer gaarn! Voor het reisje my moeilyker Zoude worden, voldoe ik aan een allervuurigst verlangen, om myne Vriendin Veldenaar te zien, nevens haare geheele familie. Myn waarde Man | |
[pagina 143]
| |
komt morgen avond Buiten, en des volgenden daags vertrek ik weder met hem naar Rotterdam. Ik hoop des, dat de geleegenheid myn oogmerk zal begunstigen. Wy hebben Brieven van onze Vriendin Leevend, die gy zeker met vermaak zult leezen, indien by u alles wel is. Vaarwel, heele Lieve. Morgen hoopen u te zien
Uwe Vriendinnen,
p. everards en c. helder. |
|