Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 355]
| |
Lieve brôer!Thans zult gy eens regt over my voldaan zyn. Ik begin u hoog genoeg te achten, om u eene zyde van myn karakter te laaten zien, dat gy maar in 't geheel niet kent. Mooglyk moest ik uwe Lotje kennen en haar liefhebben, om daar toe te kunnen besluiten. ‘Ik ben in myn aart ernstig en gevoelig.’ Is dat niet eerlyk opgebiegt? Wat ben ik toch een verkeerd schepzel geweest, dat ik my ooit heb kunnen inbeelden, dat het my wel heel mooi stond, het tegendeel te affecteeren! Ja maar, hier voor zoude ik nog zo wel iets kunnen inbrengen. Ik ben heel bang om door te gaan voor een menschenkind, dat zeer ongelyk is aan zich zelf; en ik voorzag wél, dat ik onmooglyk altoos ernstig zoude kunnen zyn, om dat ik de waereld, bongré malgré, toch altoos van eene belachelyke zyde zie; en om dat ik juist niet heel veel deel neem in de beuzelagtige rampen, waar over de meeste luidjes klagen. Zo gy my echter verpligten wilt, hou deeze confidentie voor u; vooräl laat Ryzig er niet agter komen. Hy mogt zich | |
[pagina 356]
| |
eens gaan zitten inbeelden, dat hy hier van de belooning moest ontfangen: want, hoe zegt het spreekwoord? droefheid verzagt het hart; en ik heb allerbitterste dagen by hem. Nu, daar aan kunt gy niet twyfelen, als gy eens nadenkt, in wiens handen ik evenwel gevallen ben. Dat daar gelaaten. Wy harrewarren altoos; en dat, weet gy, maakt geen harmonie. Maar nooit was ik zo vergiftig boos op hem dan nu: kom aan, gy zult er over oordeelen! Ryzig is eenige dagen wat ziek geweest, en ik, malloot daar ik ben, heb hem, vrees ik, veel te veel doen zien, dat hy my maar gantsch niet onverschillig is. Ik heb zelf voor zyn bed gaan zitten, toen ik geleegenheid had om een zeer aangenaam gezelschap te zien: had ik echter geweeten, dat het op eene vomeerparty zoude neergekomen zyn, ik zou myne destance beter bewaard hebben. En ik zie ook, dat hy deeze Vrouwlyke weekhartigheid zo weinig gewagt heeft, dat hy er met te veel goedkeuring van spreekt. Waarlyk, lief, (zeide hy,) het zou zonde en jammer zyn, dat ik u niet genoomen had; gy hebt veel te veel goeds, om niet door my verbeterd te worden. Een wagt, ik zal u verbeteren, en een stoeipartytje was myn vertoornd antwoord. En wy zullen onze lieve Renard nu wel haast kwytraaken, of heb ik dit al geschreeven? Het begint my verbruid te spyten, dat zy gaat; evenwel, dat zal wel schikken, zo is 't ook weer niet. Onze | |
[pagina 357]
| |
Tante Martha is en blyft de zelfde eerlyke goedhartige Vrouw, die nog al in haare zwaare huishouding wroet en arbeidt, en zelden tyd heeft om eens een uur uit te breeken. Oom wandelt nog door alle saisoenen en door allerlei weer, in zyn zwart fluweelen kamisool met zyn jas er over, van Zeemansrust, naar het Postkantoor, om de Texelsche lyst te zien, en dan zyn rantsoentje te haalen in de Arke Noachs; vervolgens laveert hy Zuid ten Zuiden naar my, of preit Bram onderweeg, en loopt vervolgens Noord Oost ten Oosten de Leidsche poort uit, om te gaan rusten van zyn kruistogt door de straaten en engtens van Amsteldam. Onze Gerrit is in myne Koninglyke ongenade vervallen; en ik denk niet, dat hy er ooit weer uitkomt. Hy misbruikt Mama's zucht voor vreede en rust derwyze, dat hy haar, vrees ik, heeft overgehaald, om u een zeer onvriendelyken Brief te schryven; maar dit is 't nog niet al! Ik ben met hem schrikkelyk aan den haal geweest over Lotje. Dominé Heftig is thans het orakel; en die, schynt het, is op uwen Professor dermaate gestoord, dat hy besloten heeft dit ook op u t'huis te zoeken. Het ergst dat er van is, is dit: hy gelooft zelf, dat hy zo doet als hy verpligt is. Het slot van alles komt hier op uit. Indien gy durft onderneemen, om Lotje ten huwlyk te verzoeken, al was het ook uit eene conscientiense reden, dan zal van Oldenburg alles, wat in zyn vermogen is, | |
[pagina 358]
| |
aanwenden om dat te beletten. Hy kent Mama's zwakke zyde; die valt hy aan, maar hy is loos genoeg, om voor eerst meer af te geeven op uwe Onrechtzinnigheid (daar hy echter, God beter't, weinig van weet!) dan op uwe amourette met Lotje. Eenige uitdrukkingen, omtrent haar gebruikt, waren zó kwaadaartig, dat ik hem niets ben schuldig gebleeven. Nu ben ik eerst in staat, om u over uwe Lotje te schryven. Gy behoeft aan my niet te zeggen: ‘dat ik niets moet gelooven, dat haar geene eer zoude aandoen.’ Hier ben ik regt kregel over. Dit zoude my onmooglyk zyn, na ik haar gezien heb, en vooräl, na ik lees, wat gy van haar schryft. Maar wat zoude haar dan geene eere aandoen? Dat zy niet ongevoelig voor u is? Naauwlyks kunt gy bezeffen, hoe uw berigt nopens dat beminlyk, dat waardig Meisje my treft. Waarlyk, Willem, ik hoop, dat gy te veel vreest. De Doctooren zyn zo weinig onfeilbaar als de overige Zoonen van Adam. Zou zy waarlyk de Teering hebben? Mooglyk een klein kuchje en wat koortsigheid; meer zal het niet zyn. Evenwel, gy beschryft haare ziekte zo omstandig! Ik beken u, dat ik geweend heb onder het leezen. Wat moet uw gevoelig hart lyden, gy, die zo gestadig by haar zyt, en haar, ontveins het niet, zeker hartlyk moet lief hebben! Ongelukkigen zyn altoos van belang by braave menschen; maar eene | |
[pagina 359]
| |
Lotje Roulin te zien lyden, dat is my te sterk! Geduurig komen my, uit de schoone Cantata, die gy eens zong, deeze regelen te binnen:
Groei roosje, groei, en hou uw stand,
Behoed voor yzige onweersvlaagen,
Tot aan uw levens winterdagen;
Word dan in beter hof verplant.
Den aart uwer geneegenheid onderzoek ik niet, ga gy alleen voort met haar al die hulp en dien troost te verleenen, die zy van u zo gaarn zal ontfangen. Ik geloof niets ter waereld van beschuldigingen, tegen u ingebragt, nopens slegte sentimenten, die gy zoud hebben; maar my dunkt echter, dat gy wel zeer ten voordeele van den besten Godsdienst moet ingenoomen worden, als gy ziet, waar toe hy eene zo jonge lyderes kan in staat stellen. Zo blymoedig in de eeuwigheid te kunnen inzien, zonder het allerminste inmengzel van Dweepery; zo volmaakt onderworpen aan den wil van haaren Schepper! Dat is wat anders, dan zich bezig te houden met vrugtelooze bespiegelingen van Overnatuurkundige Leerstukken.... Meld my toch, hoe het is, en wees verzeekerd, dat ik ben
Uwe liefhebbende Zuster,
alida ryzig. gebooren leevend.
Einde van het Derde Deel. |
|