Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 99]
| |
Myne waardste!Gy vervult myn geheel hart; ik kan niet denken dan aan u, ik bemin u onuitspreeklyk; en ik ben niet in staat om u te schryven. Toen ik my papier en pennen deed geeven... toen ik nog te paard zat, ach, Coosje, me dagt, ik zou u honderd bladzyden hebben kunnen schryven zonder op te houden! Het denkbeeld alleen, dat gy leezen zoud, wat ik schreef - dat ik my met u een verrukkelyk onderhoud ging bezorgen.... Maar ik ben te overstelpt. Ik mis u te zeer. Konde ik, konde ik my met uwe vriendschap vergenoegen. - Dit is my onmooglyk! Hoe ongemakkelyk is myn hart, hoe vermocid is myn geest! Hoe stem ik de edelheid uwer beweegreden toe, en ach, daar door zelf stygen myne allervuurigste geneegenheden ten hoogsten graade! En gy zoud de myne niet zyn? Coosje Veldenaar zou de myne niet zyn?... Wat is het leven voor hem, dien gy geleerd hebt gelukkig te zyn, en u niet zal bezitten? Geen uitzicht?... | |
[pagina 100]
| |
Maar kan ik u uwen pligt al weder nog moeilyker maaken?.... Gy bemint my; en ik klaag! Hoe weinig beduidend, hoe geheel groeijend was myn leven! Binnen de weinige weeken, die ik met u verkeerde, zyn alle myne genoegens omtrokken: genoegens, die ik niet kende, niet vermoedde; en die nu, helaas, myne behoeftens geworden zyn! Ik zink niet slegts weder in die naare ongehechtheid aan alles; maar ik mis met u schatten, die ik toen niet kende.... Zo ontroerd kan ik niet voortschryven. Zie met medelyden op
Uwen
u. van sytsama. |
|