Historie van den heer Willem Leevend. Deel 3
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
Ge-eerde vriend!Gy zult wel doen, indien gy niet veel verder meer voort reist. Een stil sluipkoortsje sloopt haar teder gestel; zy is in deeze laatste weeken verbaasd afgenoomen. Zy zal, denk ik, haaren afkeer van medicamenten niet overwinnen, indien zy die niet uit uwe hand en op uw verzoek ontfange. Gy zult haar zeer vermagerd en verbleekt, maar ook veel helderer vinden, dan gy haar verliet. Zy verlangt sterk naar uwe terugkomst; dat merk ik, ofschoon zy er niets van zegt, ook niet tegen my. Zy gelooft echter niet, dat gy spoedig t'huis komt; en dan zucht zy, doch zo zagt, dat het naauwlyks hoorbaar is. Van Goudenstein dreigt u. Wees op uwe hoede; niet tegen hem, maar tegen u zelf. Veracht sulk een bloodaard, en toon ook door uw verstandig gedrag omtrent hem, u de achting waardig van braave lieden, die belang in u neemen. Hy heeft den Heer Roulin betaald, en die heeft terstond daar op zyn goed laaten volgen. Mevrouw Maatig heeft aan Lotje, by geleegenheid dat zy | |
[pagina 51]
| |
hier eenig Linnen kogt, een lang bezoek gegeeven: die Dame is zeer met u ingenoomen, immers zo verhaalde Lotje my, en zy hoopte, dat van Goudenstein al vertrokken ware: Ik ook; echter niet om dat ik u mistrouw; maar hier van mondeling.
Uwe Vriendin,
a. belcour. |
|