Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 273]
| |
Beste vriend!En wat zegt gy nu? ik wil u beklaagen; toe, word nu eens braaf boos, maar ik ken myns Vriends aart; die boosheid op zynen Vriend zal weldra in dankbaarheid veranderen. By ondervinding ken ik de verwoestingen niet, die zeer geweldige driften aanregten; ik besluit alleen van het mindere tot het meerdere. Ik begryp, dat hy, die door zyne begeertens gepynigd wordt, zeer veel moet lyden. Verbaast, Wim! is de toevallige gemeenzaamheid met haar, die gy bemint, voor u onlydelyker dan haare onverschilligheid? Neen: dat bezef ik niet!.... Hoe verkeerd hebt gy my beoordeeld! Ik poogde u uw geheim te helpen bewaaren; u die merkbaare afweezigheid van gedagten af te neemen, welke zo in 't oog viel: en zie daar, gy houdt my voor zo een zot, dat ik, ter goeder trouw, u duizend beuzelagtige vraagen doen kan. Gy zyt by Chrisje niet toegevallen: trouwens, | |
[pagina 274]
| |
haar oordeel is niet vry: Ja. Veldenaar zal haar hebben; ik denk echter, dat hy wel Kolonel zyn zal, voor zyn gelukkige dag aanbreekt. Een nieuwe Minnaar, de Heer Renting, zal hem niet benadeelen. Ik heb u zo lief, dat ik ook voor u niet kan verbergen, hoe ik u voor haar uitkies; indien aan my de keuze staat. By Mama blyft gy Willem: dat is duidelyk. Zy houdt nog even veel van u, en ik verzeeker u, dat uw geluk en goed gedrag zeer veel by haar in aanmerking komen. Dat myn Vader tegen u is ingenoomen, is ontwyfelbaar. Hy heeft zich iets omtrent Lotje by my laaten ontglippen, maar het was zo schemeragtig, dat ik er niets op konde antwoorden. Gy hebt onder uwe Medestudenten vyanden; wees op uwe hoede. Ik geloof, dat myn Vader geene gunstige denkbeelden heeft van uwe vriendschap met zulk een bekoorlyk Meisje. Ik, die de historie van uw hart ken, mistrouw u niet; maar myn Vader kan de zaak niet uit dat oogpunt zien. Hy is voor 't uiterlyke, het geen men een Man van de groote Waereld noemt. Hy kent de Waereld zo als zy is; en weet, dat zwakheid en onbedagtheid meer wanorder aanregten, dan een oppervlakkig beschouwer kan vermoeden. Hy weet, dat veelen eene Galanterie noemen, het geen hy voor zedenloosheid beschouwt. Zyne geneegenheid voor Veldenaar rust op de vaste grondslagen van deugd en Godsdienst. Niemand heeft | |
[pagina 275]
| |
meer verachting, dan myn Vader, voor het geen men thans den Godsdienst van een eerlyk Man noemt. Hy zal Chrisje, die hy als den appel zyner oogen bemint, al zo weinig geeven aan eenen man van losse beginzels, als aan eenen knaap van slegte zeden. Hoe ernstig, hoe naauwgezet deugdzaam, meent hy echter: ‘dat eene jeudige uitspatting omtrent eene ondeugd, waar toe ons temperament ons heenen leidt, nog ligter te vergeeven is, dan eene ongeöeffende twyfeling aan zulke zaaken, die voor ons, ter onzer betragting, duidelyk genoeg zyn. Hy beweert, dat ongodsdienstigheid eigenaartig tot losse zeden opleidt; dat een man zonder Godsdienst, dat is, zo een, die de Wetgeevende magt eens oppersten Weezens ontkent, al ware hy ook zo ingetoogen als Spinosa zelf, nooit te betrouwen is. Hy is door geene wetten aan het heil der maatschappy verbonden. Zyn belang is zyne wet. Ik ben, zeide hy, meermaal bedroegen; maar geen Vrygeest kan zich beroemen, dat Helder ooit zo dom ware, als men zyn moet, om hem geleegenheid te geeven, ons aan zyne Noodzaaklykheid op te offeren.’ Gy hebt my niets gemeld van de profilen. Mama en Chrisje zagen die met goedkeuring. Zie daar, (riep Chrisje, op het eerste aanblikje,) zie daar het profil van Coosje. De omtrek is verwonderlyk naauwkeurig: ja, 't is dat lief intres- | |
[pagina 276]
| |
sant gelaat; en zy drukte het aan haare lippen! Geen lyst zou te kostbaar zyn, om het te omvatten; maar zy draagt het in postpapier gelegd, in haare portefeuille: Is daar voor u, ô gy Dweeper in de liefde, niet weer iets streelends in? Zy zal het zeker dikwyls beschouwen, en moet dan noodzaaklyk aan den handigen vervaardiger denken. Uwe kieschheid omtrent uwe Lotje is zeer billyk. My dunkt zelf, dat gy dit aan haar en aan haare Vriendin verpligt zyt. Lieve Willem, wat gy dan ook moogt denken, betragt altoos de wetten der eer. Vergeet toch niet, wat gy dit dierbaar Meisje, wat gy u zelf, verschuldigd zyt... Stuif niet op! Ik mistrouw u niet; maar gy zyt twintig jaar, gy zyt zo als gy zyt, en het is eene Lotje, die u, op uwe wys, bemint. 't Is waar, gy bemint Chrisje; maar wat rustpunt heeft uwe deugd, daar gy geene de minste hoop hebt op haare bezitting?.... Chrisje spreekt zo weinig van u, als myn Vader zelf. Mama heeft veel genoegen gehad in die periode, daar gy van de lieve Mevrouw Veldenaar schryft: waarlyk, Mama neemt belang in u; mooglyk alleen om uwe Moeder. Ik bemin Juffrouw Veldenaar, maar zy is er nog onkundig van. Ik weet niet, of gy daar wel iets van begrypt; doch ik vinde zulk een zagt vermaak in haar te beminnen, dat ik my niet kan waagen aan | |
[pagina 277]
| |
een weigerend antwoord: dit zoude myne kalmte stooren: ik vrees, dat er niets dan achting voor my zal te haalen zyn. Belang kan by zulk een edelaartig Meisje niets uitwerken: en dat zou my ook nog al niet genoeg zyn. Ik hoor, dat Kolonel van Sytsama op haar verliefd is. Myn oogmerk is tevens om, eenige maanden onbepaald, myn reis door Vrankryk, Zwitzerland en Italien te gaan doen; niet met een geleerd Man, maar met myns Vaders geweezen Lyfknegt, die met hem die zelfde reis gedaan, en voorlang, door myns Vaders edelmoedigheid, niet meer dienstbaar is. Gy vreest immers niet, Chrisje, (zeide ik al lachend,) dat ik als een Uilskuiken op reis ga, om als een verwaande Zotskap t'huis te komen? - Alle karakters (gaf zy, my vry spottig aankykende, ten antwoord,) zyn niet aangelegd, om immer, in wat opzicht ook, aandagt op te wekken. - Stoute Meid! Hoe moest ik dit uitleggen? Ik meen my niet te verhaasten; ik denk niet alleen Schilderyen, Gestichten, Kerken, en Paleizen te zien; maar ook de Zeden, de Gewoontens, de Wetten, ook de natuurlyke Historie dier Landen, immers oppervlakkig naar te gaan. In Zwitzerland hoop ik my het langst op te houden. De journaalen van mynen Vader zyn voor my onwaardeerbaar: het kan my aan de beste adressen niet ontbreeken: het zal genoeg zyn, dat ik de Zoon van deezen geësti- | |
[pagina 278]
| |
meerden Man ben, om my in de aanzienlykste huizen ingang te geeven. Had ik u tot myn reisgenoot! Vaarwel. Altoos zult gy uw getrouwsten Vriend vinden in
p. helder. |
|