Historie van den heer Willem Leevend. Deel 2
(1784)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 219]
| |
Myn heer!De styl van uwen Brief was vry ongemeen. Veelen myner Sexe zouden weinig behaagen vinden in de wys, waar op gy my uwe liefde te kennen geeft: maar die Brief heeft my gesterkt in de goede gedagten, die ik van u had. Ik heb nooit vermoed, geduurende onze verkeering aan myns Vaders huis, dat gy my met eene onderscheiding beschouwde. Myn oordeel over u was des onbelemmerd: maar was ik toen wel in staat, om met oplettendheid te beschouwen, welke de persoonen waren, die het meest by ons gezien wierden? Volkomen overtuigd geworden, dat ik zeer beuzelagtig was opgevoed, ondernam ik om zelf myne opvoeding te hervatten. Ik slaag niet ongelukkig; dit moet u ook zo voorkomen, vermits gy my van uwe liefde verzekert, en wenscht, dat ik die eens beäntwoordde. Myne omstandigheden zyn u allen bekend; gy weet, dat ik aan mynen edelmoedigen Oom de grootste verpligting heb, en dat ik, door myne gcneegenheid om hem alle hulp en troost te geeven, alleen toonen kan, | |
[pagina 220]
| |
dat ik noch ongevoelig, noch ondankbaar ben. Ik maakte ook zwaarigheid in hem te verlaaten. Ik heb hier over met eene verstandige Vrouw gesproken; zy denkt nog een weinig anders over dit stuk. Myn Oom geeft u acces; ik stem er in zo verre in, als het aanleiding geeven kan om te zien, of wy redelyk wel voor elkander geschikt zyn, om eene nadere verkeering aantevangen. Ik heb nooit iemand met onderscheiding gezien: het kan echter gebeuren, dat myne achting te uwaards eens in een zagter gevoelen verandert. De denkbeelden, die ik my thans van huisselyk geluk formeer, zyn niet zeer wyd van die, welke gy u altoos maakte. Volkomen voldaan van alle zulke beuzelagtige en wel eens te verïngevolgde tydkwistingen, poog ik deel te krygen aan die genoegens, welke voor den mensch beter bereekend zyn. Sterke gehechtheid aan zulke woelige vermaaken had ik nooit; ik volgde; en dat veelal, om dat ik niet wist, wat ik met my zelf toch zoude aanvangen. Zy, die myne zalige Moeder gekend hebben, getuigen, dat, indien ik my als haare Dogter gedraage, geen eerlyk Man zyne liefde voor my zich zal behoeven te schaamen. Haar uitmuntend voorbeeld mis ik: dit is waar; maar myn voorneemen is oprecht. Dat gy de pligten van een naarstig Koopman betragt, is my te aangenaamer, om dat ik van mynen goedaartigen Vader gezien heb, hoe treurig de gevolgen der zor- | |
[pagina 221]
| |
geloosheid zyn; en welke wanorders verwaarloozing van het noodige kunnen voortbrengen. - Het zal my niet ongevallig zyn, u by geleegenheid te zien. Ik ben
Uwe Dionares,
p. renard. |
|