Het leven en de uitgelezen verzen van Elizabeth Wolff-Bekker(1866)–Betje Wolff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina IV] [p. IV] Aan de Beemster Sappho. Is 't wel wonder, Beemster Sappho! dat de nijd u fel begrimt, Daar ze uw luister moet aanschouwen, die van hoog tot hooger klimt Is 't wel wonder, dat het kruipend Midaskroost uw lof beschimpt, Daar het, even als de slakken, voor uw zout van heekling krimpt? Is 't wel wonder, dat zoo grimmig ook de wolf in 't schaapsvel woedt Daar gy, 't momtuig hem ontrukkend, zijnen aard elk kennen doet? - Wek vry de afgunst dier gedrochten, bied hen vry tot woeden stof Hoe hoog hun geschreeuw moog' rijzen, nog veel hooger rijst uw lof Een genie, gelijk het uwe, vindt bewondraars op den duur; Streel, verruk den smaak der kieschen, Dichteresse der natuur! - h. riemsnijder. Dichtlievende Rhapsodiën, 1779; bl. 88 Vorige Volgende