Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXXXII. (Aan Mr. Izaäk Sweers).WelEdelGestrenge Heer, zeer geachte Vriend!
En depit van myn caracter als vrouw - & dat al zo erg is - als dichteres, zal ik UwelEd.Gestr. toonen dat ik de geest van tegenspreken onder den voet heb - ik ben geheel obedience! Gy vergt myn oordeel over het vers op den gedoodverfden zoo zoo? - wel zie daar het geld wat het weegt. Indien onze maat nog niet veel schoenen op den heiligen berg heeft versleeten & zyn hof nog niet lange aan de 9 ouwe TantesGa naar voetnoot2 gemaakt heeft, dan dunkt my, kan er een goed dichter van groeien, & ik bedank UwelEd.Gestr. heel zeer voor de lectuur. Het is ten minste eens geene navolging of vertaaling & onze Poëten kunnen aan dezen jongen kabauter een voorbeeld nemen; (zo zy willen of kunnen). Het is, voor elk die de Vaderlandsche Litterature hoog schat, verbruid spytig, dat die | |
[pagina 86]
| |
Heeren, die nog al iets doen, bykans niets dan gelikte vertaalingen of styve navolgingen ten beste hebben. 't Is waar, Engeland heeft geen Pope, & Frankryk geen Corneille meer. Wat had ik my gevleid met het fraaie, dat ik verwagte in het eerste deel der Vaderlandsche Letterkunde! 't Is, zo ik opregt spreek, intusschen, of te geleerd, of te beuzelagtig voor my. De verhandeling van Vosje over het Huwlyk, troostte my, 't is waar; dog ik wilde méér zulke chef d'oeuvres hebben van onze vernuften. Indien de Ned. Parnas onder de vrouwelijke regeering is vervallen, de Britsche ondergaat hetzelfde Lot! de charmante Miss CarterGa naar voetnoot1 is zeker de Van Merken van dien heuvel: ofschoon haare geniën geen meer ressemblance hebben dan de persoon van eene deftige, bejaarde, welgestelde, burgervrouw te Amsteldam, & die d'un petit lutin beau comme un ange. Myn groote beste vriend de DoperGa naar voetnoot2 berigt my (want ik heb hem om kondschap uitgezonden) dat onze nieuwe suster in Apollo, een lief, mooi, verstandig schatje is. N.B. onze borst geeft zich vry wat airs op zynen fynen smaak omtrent le sexe charmante & trompeuse, arme man!) & tog hy is met my eens dat zy zich niet gewagt heeft van te Pendre pour génie un amour de rimer. 't Ontschiet my byster, want Vader N(oordkerk) had altoos gedagt dat er eene exelente dichtresse van komen zoude: & my dat méérmaal geschreven! Mogelijk heeft ze zo een goed Piqueur als myn menist [C. Loosjes] noodig, mogelyk heeft zy geene verkregene kundigheden genoeg... ik moet te Haarlem zyn: ik zal 't eens opnemen, zo er iets van te maaken is, zal myn Loosjes er iets van maaken; blykt aan my; wat heeft die man my niet geleerd, en wat leere ik daaglyks van hem. Ofschoon noch hy, noch vader N., noch Houttuin, in staat zyn geweest my te doen begrypen wat taalregelen zyn, en ik altoos iemand noodig heb die hen in haar, d. | |
[pagina 87]
| |
in t, t in d of dt veranderd. Zo een domme meid, niet waar? Maar wat zal ik doen dan oppassen. Apollo heeft ook nog (ouwe ziel!) op zyn wys, zyne verkiezingen. Hy zou, dunkt me, dat aardig meisje anders een vergoeye knip geeven; zo mondjes maate - dat zeid niet Santje. Me dunk zo een lekker meisje moest hem annimeeren, dog op myn eer hy slagt Louis de Grand, d' oudste dames zijn zyne maitressen; één geluk - die qualiteit zal ik haast hebben. Wie weet hoe het my dan nog distingueert! Gy merkt wel myn Heer, dat ik in eene vrolyke luim ben & geen wonder: het enkelde denkbeeld van een dierbare Noordkerk weer te vinden, maakt my zo levend, dat myne vingers langs het Papier danssen. Ik ben er bedroefd af geweest, & die lieve man had my zoo mal gewent dat het juist was of het zo hoorde. Nu zal het Noordkerksche coffertje weer g'employeert worden. Zyn Ed. had expres een laaten maken waarvan wy ieder een sleuteltje hadden & dat heeft zes jaar om de 14 dagen alle dingsdag my verblyd door deszelfs inhoud. Weet gy wat ik maar vrees? Ik durf het haast niet zeggen (nu gy ziet my niet) ik vrees dat ik U zo lief zal krygen als ik dien lieven man gehad hebbe, maar ik beloof discreet te zyn, & u te bewaaren voor de lastigheden zo geduldig gedragen door myn nooit te vergeeten vriend. 't Is waar, die man gaf voor dat ik een zoete meid was, maar - ô die edele conscience! nog knaagt zy my als ik al die fratsen naar denke die ik by hem hebbe uitgevoert! & denk eens wat man! ik ga voor zes dagen en hy houdt my zes weken zonder dat ik verder kom dan zyn huis. Een zyner liefhebberyen was eene vrouw over niets ter waereld te hooren redeneeren, & dat kan ik volmaakt. Zo dra ik Amsteldam passeer, zal ik alle listen en laagen aanleggen om myn weldoender te zien, en te bedanken provisioneel voor 't ontvangene, & nog te wagtene. Gy doet, waarlyk, een werk van bermhartigheid & myn goeye man beloofd al in vooraad: ‘Bet, nu zal ik weer braaf lezen voor je’. Wy lezen de Gazette Litt.Ga naar voetnoot1, de | |
[pagina 88]
| |
RapsodistGa naar voetnoot1, OeffenschoolGa naar voetnoot2 en BoekzaalGa naar voetnoot3. Hier leest men niet. Anders zyn welingerigte Boekcoleges exelente soutiens voor hem die comme votre Betty juist geen groote favorite is van de blinde coquette, & wy moeten zullen wy lezen maaken dat lyf en ziel in malkander blyft. Ik zou UwelEd.Gestr. nog al meer rede kunnen geven van myne vreugde, dog deeze zyn genoeg. De Br. Schryvers meenen het wel met my, zie ik; aparent om dat ik tot de Geestelykheid behoore. D'inquisiteurs van den Parnas zullen het zoo fraai niet maaken, ik moet altoos lyden om die verbruide Loosjes, die voor d' afgodin van het Likkersveem en hunne medewerklieden geen wierook wil branden. Schoon ik de eerste wil zyn om myne knijen voor haar te buigen, & dat maakt dat zy met argusoogen na zien wat of ik tog lever. Loosjes spreekt altoos van te voelen dat een vaers schoon is, van schilderen in den trant van Frans Hals, enz. Ieder heeft zyn marotGa naar voetnoot4; laat hem dit excuseeren by zulke bedaarde verstanden als UwelEd.Gestr., ik ben 't maakzel zyner handen; 't is nog al in te schikken. Was myn entré al gedaan! ik vrees dat ik u magtig uit de hand zal vallen, als 't maar niet gaat als voorleden Zondag met AlewynGa naar voetnoot5. Myn compliment aan je vrouw, Do - waar is ze zo gauw heen? & N.B. ik stond aan den Elleboog van dat Enakskind. Yselyke vernederingen! te vraagen wat kruipt daar & dat voor iemand die een plaats op den hoogen berg aspireert! Me dunkt, evenwel (onder uw wel nemen) dat de dame die ik voor de Maintenon schikte tog veel boven zulk klein gebeente voor uit heeft. Is 't nog niet onlangs gebeurt, dat ik (op 't gerugd myner wysheid!) een | |
[pagina 89]
| |
aant.
UwelEd.Gestr. ootmoedige Dienaresse
Betje Wolff geb. Bekker.
In de charmante Beemster, .
Niet kunnende bepaalen wanneer de Grap uitkomt, verzoek ik in voorraad een pas om ze UwelEd.Gestr. te mogen zenden. |
|