Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXXIX. (Aan Mr. H. Noordkerk.)WelEdelGestrenge Heer!
Een man van uw groot karakter is afkeerig van beklaagt te worden. Ik zal echter eens waagen U ongenoegen te geeven. Myn hert is al te gevoelig om niet getroffen te zyn over de moeyelyke omstandigheden waarin Gy u bevind. Al uw vermaak ontnomen door de onmogelykheid om dien schat van Boeken te gebruiken! Waarom kan ik uwe Bibliothecaire niet zyn? Wat zoude het my een sensible voldoening weezen voor zo veele eer & genoegen als ik door u genoot, u van éénigen dienst, tot éénig vermaak, tot éénige aanspraak te zyn! Woonde ik t' Amsterdam, hoe zoude ik u alles in uwe kamer brengen wat gy begeerde te leezen; met wat glans van genoegen op myn gelaat zoude ik voor u lezen. Dog dit alles is niet in myne magt. Die eere die madame Bernard van den waardigen Fontenelle genoot, toen hy oud & blind was, is te | |
[pagina 80]
| |
groot voor my: sta my echter toe, dierbaare man! dit te mogen wenschen. Onder het leezen uwes aandoenlyken briefs verbeelde ik my mynen Vader die nu nog, buiten my, vier kinderen tot zyn dienst & gezelschap heeft, als dien tedersten der Vaders, ziek & pijnelijk is. De zorgen eens Vaders voor zyne kinderen als die nog niet in staat zyn voor hen zelf te zorgen, worden dus eenigzinds betaald. Ik zie echter dat UwelEd.Gestr. nog die lastigheden des ouderdoms getroost is, & dit verwonderd my niet, wyl iemand die zo wel denkt als UwelEd.Gestr. zich tragt te schikken naar zyn Lot. Zy die u op het allerhoogste venereert en op het tederste gelukkig wenscht te zyn, is echter t' onmagtig om iets weezenlyks daar aan toe te brengen. Altoos zal in dankbaare nagedagtenis blyven dien grooten man die ik mynen vriend durf noemen. Gedenk myner bid ik UwelEd.Gestr. als zodaanig & my zal regt geschieden. Leef zo gemakkelyk voor u zelf als uwe omstandigheden eenigzinds toelaaten. De Hoop eens Christens is onbedriegelyk & de vrugten van een deugdzaam leven zyn van dien aart, dat ze ons verkwikken als alles wat waereld is voor ons verdwynt. Dit myn vriend ondervindt UwEd. door zwakheid & ouderdom en ik in het aller edelst van myn leeven om dat ik veelal op doornen trede. Maar ik danke nevens u, God voor zo veele aangenaamheden als ik geniet boven zo veele anderen: & wie weet wat best is dan van agteren by ondervinding? Dit is zeker, als wy in weerwil onzer eigen zwakheden, Gods wetten zo veel in ons is doen & meer & meer poogen te doen; dan zyn d'onaangenaamheden onzes leevens geene straffen, dit is genoeg om wel te vreeden den weg naar den Hemel te bewandelen. Daar hoope ik u te vinden, dewyl het denkelyk is dat ik u zal overleeven, dog de grootste eer & 't grootste genoegen myns leevens zal altoos ontstaan uit het vleyend denkbeeld dat gy my liefgehad hebt & dat ik my heb mogen noemen
Uwe allerverpligtste & liefhebbende
Betje Wolff geb. Bekker.
In de Beemster, 23 Sept. 1771.Ga naar voetnoot1 |
|