Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina L]
| |
Aagtje Deken
| |
[pagina 1]
| |
I. (Aan Mr. H. Noordkerk.)Ga naar voetnoot1WelEdel Gestrenge Heer!
Het denkbeeld, dat ik van Uwel EdG. door vele raporten, maar byzonder door zeker ontschatbaar Geschrift hebbe opgevat, permitteerde my niet een ander antwoord te wachten op myne vragen als zo ene dat door de Rede gedicteerd is. UwelEds Gestrs zo vriendelyke als gegronde consideraties billike ik ten vollen, ze zyn overtuigend de beste. Maar wat is het vernederend voor een redelyk schepsel Myn Heer iets in zich te ontwaren, dat ons de opvolging van dat beste moeielyk, ja - durf ik het zeggen? ondoenelyk maakt! De snode behandeling treft my te gevoeliger om dat zy my aankomt van die Persoon met wien ik in de allervolmaakste Vriendschap geleeft hebbe, & die ik een attachement aan hare belangens getoont hebbe, dat haar moest overtuigen hoe onverantwoordelyk haar gedrag tegens my is. Ik heb maanden lang alles aangewend wat instaat konde zyn, haar te bewegen om my niet moedeloos te maken. Alles wat Vriendschap kan uitdenken schreef ik. Een | |
[pagina 2]
| |
veragtend stilzwygen was het antwoord. Eindelyk schryf ik om de geleende som, geen antwoord. Ik herhaal het, 't antwoord is: ‘indien ik meer brieven zond, zouden my die ongeopent worden toegezonden.’ Van de groote zaak geen een woord. Dit & veel meer zulke ontmoetingen hebben my tot iets gebracht, dat my niet natuurlyk is, dat is, ik ben geneigt om myn rechtmatige gevoeligheid te tonen. De vriendschap heeft lange gepleit; dog, zo getergt zynde, zwygt zy eindelyk. Ik ben echter, zie ik, Myn Heer, niet in staat iet te doen zo ik myn man niet kan persuadeeren my recht te doen, & dit is, denk ik, onmogelyk. De familie myner verongelykster heeft alle pouvoir op hem. De allerlaagste vleyeryen die ooit door een bigotte, & valschelyk fyne huishouding, aan een Geestelyken zyn besteed, zyn de reden dat ik niets kan uitvoeren. Hoef ik UwelEd. Gestr. te zeggen hoe ongelukkig een redelyk schepsel is in zulke omstandigheden? En is zulk volk niet instaat tot alles waar voor een gemoedelyk Heiden schrikken zoude? Die jonge Juffrouw en ik hebben alles verdragen, wat men van hun kan verwagten. Dog ik kreeg de schuld als haar eene veragting voor den Godsdienst hebbende ingeboezemt, die, quasi vero, een streng verbod in onze wekelyksche correspondentie moest te weeg brengen, opdat wy, jongelieden, elkander niet verdorven. Met den fraayen naam van deistery of wat er op uitgaat heb ik des lange daar te boek gestaan. Dog dewyl men zach dat ik hier aan my niet in 't minste bekreunde, gaan zy van my verhalen dat ik in Correspondentie ben met dien goddelosen denker, & dat, zo dikwyls hy tegen de Papen yvert, ik de pen gevoert hebbe. Men vond hiertoe eenigen schyn, dewyl ik zeer aanhoudent gebrouilleert was, over de approbatie, die my door den enen visitator geweigert wierd. Dit strookte zoowel met myn denken dat ik ze liet bedanken voor de eere die zy my aandeeden, my in staat kennende zo wel te schryven. Wy zetten ondertusschen onze Correspondentie voort. 't Word door den Do met veel deftigheid aan de famillie overgekakelt. Myne Vriendin heeft, eindelyk, den moed om te zeggen, dat zy niet kan besluiten, my te abandoneeren, als niet dan goede, & eerlyke sentimenten ontfangende, en dat onze Correspondentie ontschuldig was; rakende | |
[pagina 3]
| |
nog myn man, nog hare famillie. Haar jongeren Broeder, insgelyks te verstandig zynde om drie maals weeks naar d' oeffening te sloffen, is juist in die strubbeling thuis; zynde het Vacantie. Zyne zuster, zelfs in haar persoon, zeer mishandeld ziende, neemt een peerd, & vliegt na my; om my, die van dit alles niets wist, kennis te geven. Hy meld my alles, & tegelyk, dat zyn Vader in zo eene woede was tegens myne Vriendin, dat zy niet onder zyne oogen dorst komen, & dat zyne twe kwezelzusters hem geduurig al meer agiteerden. Ik resolveer, met toestemming van myn man, met den jongenheer mede te gaan; op hope dat ik zynen Vader (die een te braaf man is om fyn te wezen!) zoude bewegen, eens nader te willen onderzoeken wat van de zaak is. Enfin, ik ga me. Ik wende alles, dog vergeefsch aan, om de reden by hem te introduceeren; overladen met affronten, dreigementen en enige liefderyke vervloekingen, keer ik terug. Den student wordt verboden my thuis te brengen. Ik kon geen ses uuren alleen ryen, de Chais was er, hy had het myn man belooft. Ik moest weer naar huis, hy waagt het des my geen dishoneur aan te doen, die so veel voor zyn zuster had gedaan. De gevolgen zyn deze. Myne Vriendin, wilde zy door haare fyne gezusters, zeer Christelyk de harsens niet zyn ingeslagen, moest vlugten; zy vlugt by haar oudsten broeder; daar ook getrouwt. Haar vader raakt van huis, dog de dodelyke angst & dreigementen by zyn thuiskomst (zynde hy in Groningen) doen haar, op raad van den student, resolveeren het huis te verlaten; zyn kamer te gaan betrekken, & haaren Vader aldaar op te zoeken, om, door middel van de Heeren Trip & Idzinga de zaaken te vinden. Van dit voornemen wist ik zo weinig dat ik nog dien eigen dag een paquet boeken etc. aan haar zond. Zy arriveerde hier den 20 Juli savonds 10 uuren, myn man was juist in Zuidholland. Zy verhaalt my de hele zaak. Ik tracht haar nog te bewegen om niet te gaan. Zy geeft my onder alles tot reden van haar weigering, dat de student volgen zoude & haar niet vindende, dodelyk ongerust zoude zyn; & dat zy een Brief had van den Heer Idzinga, die haar verzocht by hem te komen; hopende hy alles op haar Vader te verkrygen, wat zy wenschen konde. Ben ik te beschuldigen dat ik een nagt logement gaf aan myne vriendin, in zulke occassie? Ver- | |
[pagina 4]
| |
dien ik voor het uitvaagsel der natuur uitgemaakt te worden, om dat ik met geld, & raad, & in persoon haar, myne vriendin, die verongelykt wierd, hielp? niet om haar ouders te verlaten, maar om eene duurzame vrede uit te werken? te meer, daar ik tot dien avond volmaakt onbewust was van dien desperaten pas. Zy arriveert te Groningen; juist is haren Vader vertrokken, ‘& den Heer Idzinga ben ik, schryft ze my, misgereist, zynde hy naar zyn Landgoed’; den Student word belet haar te volgen. Ze schryft my 11 dagen naar haar vertrek een Brief, waaruit ik moet besluiten dat ik gedupeert ben; want ik merk, dat Mynheer Idzinga nog niets van dit alles weet. Myn zwager Hollebeek,Ga naar voetnoot1 juist in Groningen zynde, schryft my over de affaire. Ik raak in verwarring. Ik schryf, geen antwoord & onderwyl sta ik in huis, en door de hare allerlei smarten uit. Ja, men heeft de godloosheid om myn man wys te maken, dat ik den student geld heb aangeboden, ter uitvoering van onteerende oogmerken. Dit, Mynheer, heeft alle myne gewoone tranquilliteit vernielt! ik heb hem geld geleent, ja, dat is waaragtig; doch, voor zyne zuster. Hunne boosheid gaat zo verre, dat zy van my spargeeren, dat ik met een officier door ben, & daarop dat ik door myn man in Alkmaar ben vastgezet. Schoon zy weten dat beide leugen is; in de grootste slingering van gedachten zynde, hoore ik dat de Jonge Juffrouw is geretourneerd, dat zy met een jongheer uit Gron. de bruid word, dat alles in vrede is, dat zy aan onze vrinden gezegt heeft: ‘ik heb Betje nu niet meer noodig; onze vrindschap is uit.’ - ik kan dat niet geloven, ik ondersta het nader; 't is zo! hierop schryf ik dan gelyk ik vooren gemeld hebbe. & nu is reeds de tweede Post voorby, op een briev waarin myn man haar man schryft, dat ik dadelyk advis genomen had, & dat hy, nog niemand myn voornemen konde veranderen, zo het aan my staat die uit te voeren. | |
[pagina 5]
| |
Zie daar, myn Heer, een zo beknopt verhaal als my doenelyk is van een zaak waar omtrend ik de vryheid nam UwelEd.Gestr. advis te verzoeken. Vergeef my, bid ik UwelEd.Gestr. zo veel letteren! myn hart is vol. Ik kan helaas niets uitvoeren, & ik vlei my dat UwelEd.Gestr. eene vrouw van myne jaren wel zal toestaan dat hare gevoeligheid billyk is. Zedert twee maanden heeft dit geval my zo hevig getroffen, dat myne gezontheid geknakt is; de onvoorziene slag is te grooter, ze is my door ene Vriendin toegebracht met wien ik om zo te zeggen maar één ziel één hart had, beide in smaak & in denken gelyk, beide lydende om dezelfde zaak, beide de volkomenste agting & het grootste behagen in elkandere waar voor jonge lieden vatbaar zyn. Indien iets myn man kan bewegen, zal het de melancoli zyn die my myzelf onbekend maakt; mogelyk zal er eens een oogenblik zyn dat hy my zo veel vergoeding doet als hy kan & in dat geval is het dat ik UwelEd. smeek my te zeggen wat ik hem moet verzoeken te doen? want er is zo eene Huwelyksche Voorwaarde niet die my in staat stelt. Kan hy des volstaan met een acte te passeeren voor een notaris waarin hy bekent my van die macht te ontheffen? heb ik dan magt om het myne, (als alle andere middelen vruchteloos zyn) geregtelyk te vorderen. Zou dien Briev waar in zy bekent hebben my schuldig te zyn & te betalen niet in regten kunne dienen? al is het maar raportsche wyze aan my ter ooren gekomen. Ik moet UwEd.Gestr. wel ootmoedig excuus verzoeken over zo een reeks van vragen. Maar een deugdzaam man is altoos geneigt met zyn verstand den genen te helpen die om zyne hulp in bittere verlegenheid verzoekt! Dit, myn waarde Heer, overwint in my de vrees dat ik UwelEd.Gestr. al te lastig valle! Indien, in de wederwaardigheden dezes levens onze Concientie onzen troost niet was, er was niet te leven! Ik kan my in zo veel droefheden echter verheugen door de bewustheid hoe afkeerig ik ben van zulke behandelingen die ik dan (in Godsnaam) zoude verkiezen te lyden boven die te bedryven. Alles wat instaat is UwelEd. Gest. in alle omstandigheden gelukkig te maken wordt UwelEd. Gest. met alle mogelyke Hoogagting toegewenscht door haar die zig zeer gelukkig zoude rekenen indien zy | |
[pagina 6]
| |
eens in persoon de eere had UwelEd. Gestrenge te verzekeren hoe zeer ik ben
Uwe aller ootmoedigste & hoogagtendste dienares
Elisabeth Wolff Geb. Bekker.
Beemster, 21 Dec. 1765. |
|