Wel dat kan niet zyn. Ja, hernam zy, dat weet ik niet; maar dit weet ik zeer wel, dat dit mooije meisje de eenige dochter is van dien Heer, en dat zy, na haar ouders dood, inwoont by eene Tante, een oud lelyk Portret, die haar dus toetakelt, en dat het arm schaap het daar heel slegt heeft; 't geen ik ook wel geloof, om dat ik de Kwezel ken. Het Juffertje koopt hier nog al dikwyls een wissewasje, handschoenen of zo. Ik stond verbaast. Ik heb, zeide ik, met deeze Juffrouw op ons eerste Fransche school gegaan, doch zedert al dien tyd niets van haar gehoort. Haar Vader won zeer veel geld: mag ik u wel verzoeken om haar, door uw Krisje, indien zy voor eerst niet weêrkwam, een Brief dien ik ga schryven, te laten bezorgen? Dat nam zy aan, en ik schryf aan u. Hoe is het, wilt gy van uwe Tante af? De Juffrouw, die my logeert, is een Vrouw van fatsoen, doch door tegenheden in de noodzakelykheid gebragt, om door het logeeren van Dames een ordentelyk bestaan te hebben. Wy hebben het hier en Prince, charmant! Ma Chere. Het zou u wel voldoen. Er zyn buiten my nog twee Juffrouwen, nog al aartige welopgevoede Dames, die haar gezelschap waardig zyn. Wilt gy blyven? blyf! maar wilt gy van dien kwelgeest afzyn, kom by ons. Vindt gy 't goed, ik zal de Juffrouw daar over spreken; en gy zult zien hoe