Economische liedjes
(1781)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 35]
| |
[pagina 36]
| |
Lieg, laster my,
Het sta u vry,
Misduid al myn bedryven;
Och, maak my zwart,
Dit hart, dit hart,
Zal zonder wraakzucht blyven.
'k Ben aangedaan,
Zie 'k u eens aan,
Een traan klimt in myne oogen;
Ja, gy misdreeft;
Maar ik vergeef 't
Uit liefdry mededogen.
'k Heb menschen haat
Altyd versmaad;
Zoudt gy my daar toe brengen?
Dat zal, Ô Nyd,
Hoe zeer 't u spyt,
Myn' Reden nooit gehengen.
| |
[pagina 37]
| |
Dien deugd verheugd,
Heeft altoos vreugd,
In ramp en tegenheden;
En wat men zeg,
Hy gaat zyn weg
Met onvermoeide schreden.
Dien 't aardsch niet bindt,
Zyn God bemint,
En hoopt op beter leven,
Is 't altyd wel:
Van uw gekwel
Ziet hy zich eens ontheven.
Wanneer m' eens leest:
‘Zy is geweest’!
Dan zult gy my niet volgen!
o, Van myn Graf,
Blyft gy eens af,
Al woedt gy nu verbolgen.
| |
[pagina 38]
| |
Dan, vlei u niet,
Dat my 't verdriet,
Myn leven zal doen haaten;
Dat ik voortaan
Zal werkloos staan:
Die hoop zal u met baaten.
Myn Lentetyd
Der Kunst gewydt,
Is wel voor my verdweenen;
Maar oeffening
Zal, in myn kring,
My altoos hulp verleenen.
Aan 't Vaderland,
Heb ik verstand,
En geest, en kunst geheiligt;
Hoe gy my smaadt,
'k Word, vroeg of laat,
Voor uw geweld boveiligt.
|
|