Economische liedjes(1781)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Economische liedjes. [pagina 3] [p. 3] De hoogmoedige, aan de uitgeefster der Economische liedjes. Wys: j'étois gisant à cette place. Dat gy langs onderscheiden wegen Het heil bedoelt van 't Vaderland, Daar heb ik niets ter waereld tegen; Gebruikt hier toe vry uw verstand: Maar waarom zet gy in uw' Boeken Ons, Lieden van het eerst fatsoen, By slegte Luidjes, die niets doen Dan 't schaamle brood door arbeid zoeken? (bis.) [pagina 4] [p. 4] Foei, 'k schaam my 't Liedenboek te leezen; Ja 'k heb het eens ter leen gehad, Om dat het nog al wierdt gepreezen. De grootste Heeren in deez' Stad Die zitten daar by Timmerlieden, De rykste Dame by een Meid; My dunkt, die oneerbiedigheid, Moest m' u van hooger hand verbieden. (bis.) Wel jy lui geeft, dat my verwonderd, Van waereldkennis weinig blyk; Zit me in de Kerken zo in 't honderd? Zit daar gelyk niet by gelyk? Wie wil zich met het graauw vermengen? Jy, vrienden, zo men 't lyden wou, Zoudt Meid, en Groenwyf, en Mevrouw, Wel allen in het Doophek brengen. (bis.) [pagina 5] [p. 5] Hoort, hebt gy lust om meer te schryven, Voor 't lage Volkje van de Stad: Ei laat er ons dan buiten blyven! Dan doet ge ons dienst, verstaat gy dat? Of maak voor ons eens raare Boeken, Vol smaak, vol aartigheid, en geest; Want al die onder ons nog leest Moet schriften by de Franschen zoeken. (bis.) Neen, zing, o botte dorpelingen, Die weinig van de waereld weet, Voor 't Volkje uw kostelyke dingen, Is 't juist ons mooi niet; 't zy u leet. De deugd, de Vaderlandsche zeden, Is voor ons afgezaagde stof; Nooit maakt men dus by ons zyn hof: Wy eisschen dubbelzinnigheden. (bis.). Vorige Volgende