Economische liedjes(1781)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Het naaimeisje. Wys: Cloris, die myn hartje rooft. 'k Heb myn' Poppen weg gedaan, 'k Heb myn speelgoed weg gegeven; 'k Moet nu als een vryster leeven, Want ik zal op Naayen gaan. Denk wat blydschap of ik voel. Kom, ik ga ook, zonder draalen, Van mijn huis myn kussen haalen, 'k Bragt al reeds myn stoof en stoel. Moeder zei: (wat is zy goed!) ‘'k Zal, op dat ze uw eer' niet krenken, Ook de blyde welkomst schenken, Die gy maandag geven moet. Grietje, want zo is de naam Van myn Naaivrouw, hadt gesproken, Van dan Chocolaad te kooken: ô Wat is die vrouw bekwaam! [pagina 77] [p. 77] Ik was werelds opgeschikt, Met myn beste zondaags pakje, En de mouwtjes van myn jakje Had ik netjes opgestrikt. Maar dat leek nog niemendal By die ryke lui der kind'ren! 'k Neeg; toen hieldt, om my te hind'ren; Nufje dundoeks my voor mal. 'k Heb 't myn moeder ook geklaagt; Maar die wil geen klikken hooren. ‘Wilt gij, zegt ze, u altoos stooren Aan een yder die u plaagt? Dan kunt gy geen wil, geen vreugd, Met u speelkarnuitjes smaaken: Lach meê; dit zal haar vermaaken 't Kribben past niet aan de jeugd. [pagina 78] [p. 78] Kreun u aan die potsjes niet; Daar zult gy u wel by vinden; Kinderen zyn altoos vrinden. Maar als gy zo donker ziet, Als ge om ydre plattery Dadelyk de lip laat hangen, Niemand zal naar u verlangen. Draag u wys; lach ook als zy.’ Ik zal doen naar moeders raad, Vrolyk zyn, en vlytig leeren; En als wy de Pot verteeren, Zo als Crisje al heeft gepraat, Dan zal ik, heb ik myn zin, My maar wat heel netjes kleeden, Zo als veele meisjes deeden, Als een witte Harderin. [pagina 79] [p. 79] Ik win dus door deeze kunst Yders liefde, en durf ook hoopen Als de Naaityd is verloopen Op der Groote lieden gunst. Mooglyk word ik wel door haar By haar ouders aangeprezen; Dan kan ik haar naaister wezen, Want de dingen lopen raar. 'k Wou maar dat het maandag was. 'k Zal myn tyd ook niet verzeuren; Want ik moet een duit verbeuren, Als ik op het uur niet pas. Hoe verlang ik naar dien dag! Ik kan nagt of dag niet duuren, 't Is, nog vyfenveertig uuren; 'k Wensch gestaag dat ik hem zag! Vorige Volgende