Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 4
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 184]
| |
waarde oom!Hoe wel ik in zeer lang niets van u gehoord hebbe, vlei ik mij nog dat gij leeft en gelukkig zijt: ik zou niets te wenschen hebben indien mijn eenige Broeder door zijn slecht gedrag mij niet het allergevoeligste chagrin veroorzaakte: ik zoek hem niet bij u in ongunst te brengen, maar u de gelegenheid te geeven om hem eens een' brief van vermaning te schrijven: hij mogt misschien nog hooren en zig bekeeren. Thans heeft hij de dochter van een zeer fatsoenlijk Amsteldams koopman op een listige wijze haarer ouderen ontvoerd: oordeel, waarde Oom! over de droefheid dier ouderen, daar zij hun eenig kind in de magt zien van zulk een slecht mensch, die zijn verstand misbruikt tot allerleie guitenstukken, een valsche speeler, een bederver van vrouwen en meisjens.... maar ik heb te veel eerbied voor u, om u langer op deezen trant te schrijven. Men vermoedt dat hij met het onnozel meisjen naar Engeland is overgestoken: indien hij zig, (want dit zal zijn oogmerk zijn,) bij u vervoegt | |
[pagina 185]
| |
wees dan zo goed aan den Heere wildschut, Negotiant te Amsteldam, van haar bericht te zenden, op dat die Heer u zijne bevelen kan laaten toekomen - Een brief aan mij, aldaar insgelijks geadresseerd, zal mij wel geworden. Ik woon sedert mijn huwelijk meest op het land of in een boersch steedjen, en vind daar meer genoegen dan weleer in den Haag en alle zijne pracht: de levenswijze die ik leide en de Natuur die ik volg, zijn zo vreemd van complimenten, dat ik mij maar eenvoudig teken:
Uwe liefhebbende Nicht,
christina lenting, Geboren van arkel. |
|