Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 4
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrijmijn allerliefste keetje!Mag ik u bidden, bij mijne liefde voor u, en bij die onderscheiding, waarmede gij mij altoos begunstigdet, eenig medelijden te gevoelen met uwen ongelukkigen vriend! - gij weet hoe ik miskend en gelasterd word: de nijd kon mijn geluk niet zien, zonder het te ondermijnen: ik ben in het uiterste gevaar om u voor altijd, en met u al mijn geluk in deeze wereld te verliezen: ik bid u, op mijne knieën, hoor mijne verdediging! ik bid u thans niet om uwe liefde, maar alleenlijk om uwe billijkheid! oordeel mij, niet naar het | |
[pagina 58]
| |
geene anderen van mij zeggen, maar het geen waarheid is en ik u zal verhaalen. Gij kunt het met een goed hart niet gelooven, hoe valsch de menschen zijn, en hoe kwaadaartig de wereld is; ja, hoe uwe zo genaamde vrienden achter uw rug van u spreeken: indien gij, zo als ik, hoordet, hoe men van u, uwe braave moeder, uwen achtingwaardigen vader, spreekt, in de gezelschappen, dan zoudt gij overtuigd zijn, dat zij u allen bespotten, beschimpen, en beliegen; hoewel zij meest allen onder die geenen behooren, die door uwe ouders ontvangen en met beleefdheden, ja met weldaaden overlaaden worden: uw moeder noemt men eene zottin zonder opvoeding; uw vader een zo zwak laf man, dat die (hoewel hij verstand heeft,) zig door zo een malloot laat regeeren, om rust en vrede in huis te hebben: u noemt men een bedorven kindjen, zonder de minste talenten, of het geringste oordeel; men erkent echter, dat gij veel schoonheid bezit, doch dat niemand u waarlijk beminnen kan, om dat gij zo zot, en zo vol grillen zijt: men legt u te last, dat gij uwe moeder regeert, en ontzachlijk veel gelds verkwist: ik noem niemand, maar wacht u voor zekere jonge juffrouw; herinner u ook dat zij voor mij zo geheel onverschillig niet is. Gij kunt wel denken, dat ik zulke lasteringen niet koelbloedig kan aanhooren; doch om niet al te driftig uittevaaren, pleegde ik eerst raad met | |
[pagina 59]
| |
mijne zuster; die, gij weet het, mijne grootste vriendin is, en zo vuurig verlangt u als haare schoonzuster te ontvangen: ik wist dat zij veel meer bedaardheid en beleid bezit dan ik, het was des natuurlijk dat ik haar alle die logens en bezwaarenissen omstandig schreef - was het niet? die noodlottige brief viel in uws vaders handen; en de braave man heeft niet willen zien, dat ik alles schreef wat anderen van hem en de zijnen zeiden; maar begreep dat ik zelf op deeze wijs over u allen aan mijne zuster mij uitliet: dewijl nu mijne zuster besloot dat ik dit alles schreef om haar te foppen, en te doen gelooven dat wij onééns waren, schreef zij mij een antwoord, het welk diende om mij te doen zien, dat zij mijne dupe niet was; ook dat antwoord viel in uws vaders handen: zie hier dien brief:Ga naar voetnoot(*) wat is het gelukkig dat uw vader mij die ook overgaf, met den mijnen; hoe konde ik u anders mijn onschuld betoonen? lees des dien brief: als gij den mijnen gelezen hebt, lees hem dan eens aandachtig, en oordeel, of ik zulk eene behandeling van den Heere wildschut verdiende; ja of het billijk is dat hij mij zelfs weigerde te hooren! | |
[pagina 60]
| |
Ik zou den braaven Heer de groot, dat alles wel mededeelen, doch uw vader heeft hem zulke slechte denkbeelden van mijne zuster gegeven, dat hij misschien deezen brief zoude beschouwen als een nieuwe list, ingericht om u in slaap te wiegen, en geschreven na het voorgevallene: gij weet, mijn allerliefste keetje, dat als vroome menschen ééns tegen iemand zijn ingenomen, dat zij dan nooit veranderen, en dat doen zij, niet als vroome menschen, maar als onvolmaakte menschen; want niemand heeft meer achting voor hen dan uw vriend van arkel: een jongman leeft wel juist niet als een bejaard man, maar hij is zo wel overtuigd dat dit best is, dat hij altoos voorneemt, óók zo te leeven, wanneer zijne jaaren geklommen zullen zijn. Ik kan u verzekeren, dat uw Oom en Tante stamhorst, als ook hunne Dochter, uwen Vader alles wat nadeelig is, ten mijnen opzichte, schrijven, om dat zij liefst zagen dat gij met den Heer van veen trouwdet, en... maar mijne zedigheid belet mij meer te zeggen - Juffrouw betje schijnt het, vond uwen van arkel meer naar haaren smaak, dan dien rampzaligen landjonker, die haar zijn hof kwam maaken. Ik heb nog eene ontdekking gedaan; doch alles moet tusschen ons blijven, of gij maakt u en mij ongelukkig: zij is deeze - Uw Vader is zo misnoegd over uws Moeders verkwistingen, dat hij van voorneemen is, om Juffrouw hofman, (op wier | |
[pagina 61]
| |
bijzijn hij zeer bijzonder gesteld schijnt,) tot huishoudster, en misschien wel tot uwe Gouvernante ook, aanteneemen. Indien gij mij des bemint, met die voorkeuze die mij zo vleit; indien gij u zelve gelukkig maaken wilt dan moet gij in mijn ontwerp toestemmen - Bedenk eens hoe ik u bemin, daar ik u alle mijne innerlijkste gedachten en overleggingen toebetrouw; overleggingen, die, zo zij ontdekt wierden, mij onvermijdelijk zouden bederven, en u onherstelbaar ongelukkig maaken. Draag des wel zorg voor deezen brief; want ik zal u nog al meer verhaalen dat gij weeten moet. Men strooit uit, (let daar toch wel op!) dat uw Vader, zo als de kooplieden spreeken, zeer vrak zit; en men spreekt daar op zulke plaatzen van als men wèl weet, dat ik het meest verschijn; dat indien de Boekhouder zijn geld uit het comptoir neemt, het geen hij, zegt men, met recht doen kan, 'er geen redden of recht houden aan de zaaken zijn zal. Men bedoelt met dit uitstrooizel, twee einden: men wil zien of ik u, of alleen uw geld gezocht heb; even als of een man als ik, zo laag en schraapzuchtig zijn kon, en de schatten van den Heer wildschut behoefde om aangenaam en gelukkig te leeven! - vervolgends: men wil hieruit gelegenheid neemen, om uws moeders uitgaaven te besnoejen, en geheel als een kind onder den duim te houden. | |
[pagina 62]
| |
Bedenk nu eens, mijn lieve keetje! welk een lot het uwe zijn zal, indien gij u niet onder de bescherming begeeft van uwen eenigen waaren vriend, van den vriend, den begunstigden vriend, uwer waarde moeder, die alles voor u waagen wil zo gij maar moeds genoeg hebt. 'Er is nog een ontwerp gemaakt: men zal u noodzaaken naar uw' Oom stamhorst te gaan, en daar zult gij onder het streng gebied uwer wijze Tante zijn, terwijl Juffrouw betje u alle vernederingen zal doen ondergaan: gij zult moeten leeven als in een klooster, geene jonge lieden zien van uwen smaak, maar stijve klikken van jongens, of woeste raasbeeren, die, om dat zij een Jonker of Baron voor hunn' naam mogen zetten, zig inbeelden dat hun alles vrij staat, als zij met Burgermeisjens in gezelschap zijn - geen Comedie, geen Opera, en over de danspartijen, alwaar Mevrouw stamhorst of haar betje het bestuur hebben, kunt gij zelf oordeelen: dewijl uwe Tante met mijne zuster geene verkeering altoos houdt, zult gij ook deeze, uwe lieve en waare vriendin, nooit zien: gij zult even als uw Nicht met den dag op moeten, en geen oogenblik zijn mogen zonder iet te doen: gij zult veel moeten hooren leezen, en dat in boeken recht geschikt om 'er bij in slaap te vallen: gij zult naar de kerk moeten, en geen excus zal gelden, 't zij van hoofdpijn, 't zij dat gij niet wèl geslapen hadt: voor uwe uitspanning zult gij bloemen en boomen | |
[pagina 63]
| |
kunnen tellen, en het bloemstuk te recht schikken, want dit alles verkiest uwe Nicht en daarom is het goed: gij zult des zomers meêgesleept worden naar den een of anderen lompen boer en boerin, en als Tante een gulle bui heeft getracteerd worden op room en beschuit, terwijl een half douzijn jonge lummels u de beeten uit den mond zullen kijken: gij zult uitgelagchen worden over uwe kleeding, uwe manieren, ja zelfs over uw spraak - des winters zult gij de lange verdrietige avonden door moeten geeuwen, met oude wijven en nufjens, alle vriendinnen van het huisgezin; en indien 'er eens een uurtjen mogt gespeeld worden, zal het zo laag zijn dat het zig zelf schaamt: gij zult moeten leeren huishouden, en des geduurig of berispt of uitgelagchen worden - bedenk u eens hoe u dit zal aanstaan! en uwe arme Moeder zal even ongelukkig zijn: ja misschien word Juffrouw hofman wel tot de gelduitgeefster gemaakt; en zij zelve zal uw' Vader, haar eigen man, moeten vraagen, om een vodzigen rijer of ducaat: alles zal geschieden onder het voorwendzel dat uw Vader een geruïneerd man is: blijft gij in de stad, dan zult gij door van veen gekweld en vervolgd worden, en misschien zult gij, om toch uit deeze slavernij te zijn, mij opgeeven, en hem trouwen. Vlei u niet, allerliefste keetje, dat gij het dan beter hebben zult! wil ik u eens aftekenen, hoe een vrouw met zulk slag van een braaf man getrouwd, als alles nog tamelijk wèl is, leeven | |
[pagina 64]
| |
moet? maar gij hebt mij eens gezegd dat gij in willem levend een brief laast van Tante martha, aan haare Nicht daatje, toen die met den Heer rijzig zoude trouwen; lees dien brief nog zo eens over, daar zult gij alles klaar en duidelijk vinden, want zo leeft men in onze zo genaamde ordentelijke ouderwetsche huishoudens; en ken ik van veen wél, dan zal hij geen plaisiriger man zijn dan rijzig: of gij nu in staat zijn zult u naar dat alles zo wèl te schikken, als zijne vrouw, zal te bezien staan: en genomen dat ware eens zo, wat is dit echter voor een meisjen als mijne beminnelijke keetje, een melancholicq lot! kunt gij, mijne levendige vrolijke vriendin, daar aan denken, zonder huivering? en welk een ongevallig schepsel is ook die van veen! doch gij hebt goede oogen; het is onnodig voor mij meer daar van te zeggen. Begeef u des in mijne bescherming; speel niet met uw geluk: gij kent mij: gij weet dat ik u meer dan mijn eigen ziel bemin; dat ik goedaartig en meêgaande ben getuigt ieder, die mij kent: gij zult geheel vrij zijn in alle uwe verkiezingen; gij zult alles hebben wat gij begeert, en ik zal mijn roem stellen in de schoonste vrouw van geheel Amsteldam, de gelukkigste vrouw in de geheele wereld te maken: het eerste jaar na ons trouwen doen wij een reis naar Frankrijk en Zwitserland; uwe kinderen zullen u niet meer belemmeren, dan uwe koetspaarden, of mijne jagthonden: vrees | |
[pagina 65]
| |
niet, dat ik, die de schoonheid zo hoog waardeer, eene jonge vrouw zal willen vernederen tot den lastigen staat van voedster: uwe eigen schatten, en het geld dat ik van mijn amt trekken zal, zullen ons in staat stellen, om op de aangenaamste en prachtigste wijs te leeven. Maar dewijl ik u zonder uwe medehulp niet gelukkig kan maaken, is het noodig dat gij u door mij geheel en al laat bestuuren, op dat wij de verborgen raadslagen onzer vijanden en benijders verijdelen, en hen in hunne eigene strekken vangen mogen: gij moet ten dien einde uw ouders huis verlaaten.... schrik niet, mijne lieve! het zal maar voor weinig tijds zijn; zo dra zullen wij niet getrouwd weezen, of de kans zal keeren, en uw Vader zal zig met ons verzoenen; de goede man bemint zijn kind genoeg om haar dan niet langer ongelukkig te willen maaken: maar stel eens dat hij zo onnatuurlijk hard ware, en zig zo door uwe famille en door Juffrouw hofman liet opstooken, dat hij nergens naar wilde hooren, u uit zijn huis bande, ja dreigde te onterven; dan nog zal uwe Moeder onze partij houden, en haar eenig lief kind niet opgeeven aan de wreedheid eens onnatuurlijken Vaders; ja, indien hij onverzettelijk bleev', dan zal die goede braave vrouw, eerder besluiten om bij ons intewoonen dan met zo een barbaarsch man in het zelfde huis te verblijven; doch uw Vader is niet bestand tegen uwe Moeder, hij zal toegeeven, geloof mij, en wij zullen weldra zijn huis- | |
[pagina 66]
| |
gezin vermeerderen en ons leven op de aangenaamste wijs vervolgen: de Heer de groot zal mijne partij neemen, en gij zult mij als uw redder en weldoener beminnen. Ik zal u veilig bij mijne zuster brengen, zonder dat men zal weeten waar gij zijt, vóór wij getrouwd zijn: ik raade u als een vriend, dat gij alle uwe juweelen, en al uw contant geld, uwe kostbaare kanten en gemaakt zilver en goud medeneemt; want het kon gebeuren dat uw Vader geen haast zoude maaken, met u al uw goed te laaten volgen; en waarom zouden wij verpligting hebben aam anderen, daar wij zelven betaalen kunnen van het onze? Gij kunt eenige stellen uwer beste kleeden, onder voorwendzel dat die u te naauw of te wijd zijn, bij Juffrouw ruban laaten brengen, zij woont in de .... het derde huis, vlak over een Logement - als gij deeze naamen gelezen hebt, moet gij die uitkrabben, men kan niet weeten; en waarom zou een braaf mensch in verdriet komen? daar zal ik een groote koffer zenden, om daar alles wel in te pakken, en aan Mevrouw lenting te adresseeren: gij kunt volkomen vertrouwen op Juffrouw ruban; zij is eene groote vriendin van mij; en zij zelve zal twee kruiërs om het goed bij u zenden, als de baan klaar is, dat is als uw Vader zig op de beurs, en uw Moeder zig aan haar toilet bevindt, dan zal ik voorbij wandelen, en een teken afwachten. | |
[pagina 67]
| |
Mijn zuster zal u met opene armen ontvangen, en hoe veilig gij bij haar zijn zult, kunt gij oordeelen: mijn schoonbroeder moet u niet kennen; gij zult daar ontvangen worden, als een Nicht van zijn vrouw: alles is daartoe al voorbereid: vrees niet; hij bemoeit zig zo zeer met de zaaken van Europa, dat hij zijn eigen zaaken vergeet en zig nooit ophoudt met zijn vrouws gezelschappen: hoor, mijne beste! mijn zuster verlangt vuurig om u vergoeding te doen voor al het verdriet dat gij, ook om haar, in uws Vaders huis geleden hebt; en gij kunt dan zo lang bij haar blijven als gij wilt, want mijn wil zal de uwe zijn. Wees nu voords vrolijk, vlei uw' Vader in zijn humeur, wees minzaam, wees gedienstig, en wend voor dat gij, liever dan uw Vader' verdriet te willen doen, mij wilt vergeeten: ontvang van veen beleefd, dit zal hem hoop geeven, en die hoop zal uw Vaders hart geheel en al voor u inneemen: uwe Moeder zal gelukkig en gerust zijn, als alles maar weêr wèl is: uw Vader bemint de colleges en coffijhuizen; hij zal dan daar weêr als voorheen den tijd, dien hij uit kan spaaren, doorbrengen, en wij zullen zonder moeite ons oogmerk bereiken: dan zal ik u nog eens vermomd komen spreeken, en plaats en uur mondlijk bepaalen, om het rijtuig te koopen, want dit is mijn intentie, om niet gevonden te worden - Mijn lieve keetje! bedenk eens hoe gelukkig gij zijn zult, met een' man | |
[pagina 68]
| |
die u zo zeer bemint dat 'er niets is, 't welk hij, om u te bezitten, niet durft onderneemen. Deeze brief zal u worden overgeleverd, door een' koopman in prenten, indien hij u alleen kan spreeken, en daarom komt hij tusschen twaalf en twee uuren, als hij ziet dat uw Vader naar de beurs gaat: hij zal over agt dagen komen, om uw antwoord - wees gerust, het is een mijner vrienden die deel genoeg in uw ongelukkig lot neemt, en mij genoeg bemint om mij deezen onnozelen dienst te doen - De inleggende van mijne zuster, wacht ik te rug, met een antwoord, gunstig voor ons beider geluk - Eeuwig ben ik,
Uw
h. van arkel. |
|