Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat
(1996)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Commentaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontstaansgeschiedenis1 Inleiding1.1 Over het onderzoekMet het verschijnen van Het berg-meer in 1928 had Van de Woestijne het laatste deel volbracht van een drieluik dat hij zelf beschouwde als zijn magnum opus, en dat nu wordt aangeduid met de titel Wiekslag om de kim.Ga naar voetnoot1 In 1920 was het eerste deel verschenen, De modderen man, in 1926 het middendeel, God aan zee, en de inleiding tot De modderen man, Het menschelijk brood. De vroegste plannen voor de grote compositie dateerden van november 1911. Nadat Het berg-meer verschenen was, had de trilogie de facto de volgende samenstelling:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit overzicht is te zien dat de triptiek een verregaande structurering heeft gekregen.Ga naar voetnoot2 Voorop gaat het lange gedicht ‘Het menschelijk brood’, bedoeld als inleiding tot het eerste deel, De modderen man. Deze bundel is verdeeld in drie romeins genummerde afdelingen, waarvan de laatste begint met het gedicht ‘Gedachtenis aan eene jonge Dichteres’ [mm23], gevolgd door de cyclus ‘Op den dood van Jean Moréas’ die uit vijf gedichten bestaat, en twee afzonderlijke gedichten. Het middendeel, de bundel God aan zee, heeft een pre- en een postludium: respectievelijk ‘Doop van den bedelaar’ en ‘Uitvaart van den bedelaar’. Ze omsluiten vijf romeins genummerde afdelingen die elk tevens een titel hebben. De tweede daarvan, ‘De schurftige danser’, is nog eens verdeeld in arabisch genummerde onderafdelingen. Het slotdeel, Het berg-meer, is in drie romeins genummerde en getitelde afdelingen opgebouwd, met een verdere onderverdeling van de eerste en de laatste afdeling. De afdelingen worden ook weer in- en uitgeleid door twee lange gedichten, ‘De blind-geborene’ en ‘De blind-gewordene’. In de volgende hoofdstukken wordt de ontstaansgeschiedenis van Wiekslag om de kim voor zover mogelijk gereconstrueerd en gedocumenteerd. Aan de gevolgde werkwijze ligt hetzelfde principe ten grondslag als aan de presentatie van de ontstaansgeschiedenis per gedicht: alle achterhaalde geschreven en gedrukte bronnen die een rol gespeeld hebben bij de totstandkoming van de compositie, worden gepresenteerd en waar nodig toegelicht. Tekstuele gegevens (aantekeningen van Van de Woestijne voor de compositie, publikaties van Wiekslag-gedichten) vormen daarvoor de basis, maar waar mogelijk zal ik tevens een beroep doen op buiten-tekstuele gegevens: brieven, historische data, andere plaatsen in Van de Woestijnes proza en poëzie. Tekstgenetisch onderzoek is niet gericht op herhaling van de ontstaansgeschiedenis van een dichtwerk zonder meer. Het gaat niet alleen om de feiten maar ook om hun samenhang. Die samenhang kan op uiteenlopende gronden worden onderkend, zoals materiële (papier, schrijfstof), grafische (de wijze waarop de tekst op papier gerangschikt is) en chronologische (het moment waarop een of meer gedichten bewerkt zijn). Ook kunnen teksten van gedichten inhoudelijk verwantschap vertonen, en Van de Woestijne heeft bovendien in bepaalde gevallen reeksen gedichten in manuscripten of in publikaties genummerd of onder groepstitels samengebracht. Zulke omstandigheden - vaak in onderlinge combinatie - zijn aanleiding om de betreffende gedichten als een samenhangend cluster te beschouwen. Aan de hand van het overgeleverde ontstaansmateriaal van Wiekslag om de kim wil ik proberen inzicht te krijgen in Van de Woestijnes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkwijze en aldus een aanzet geven tot wat zijn componeerpoetica genoemd zou kunnen worden. De plannen, varianten en koerswijzigingen tijdens het ordeningsproces zijn manifestaties van de ordeningsprincipes van de dichter, vingerwijzingen naar een poëtische grammatica. Welke esthetische criteria Van de Woestijne bij de selectie van gedichten aanhield, weet ik niet; daarover is niets bekend. Enkele voorbehouden zijn hier op hun plaats. Deze editie is een deeleditie. Zij bevat dus niet alle poëzie en bijbehorende schema's, plannen et cetera die in de periode 1911-1928 uit Van de Woestijnes pen vloeiden. Bijgevolg hebben conclusies over Van de Woestijnes werkwijze slechts een beperkte geldigheid. Verder zijn niet alle notities die het drieluik betroffen, overgeleverd, en Van de Woestijne zal in de zeventien jaren waarin het drieluik zijn beslag kreeg talrijke onachterhaalbare gedachten en plannen in het hoofd gehad hebben. Het is zelfbedrog aan de hand van overgeleverd materiaal een genese te reconstrueren en daarbij te menen dat het geheel van bronnen en de door de onderzoeker gelegde verbanden de ‘werkelijke’ historische situatie volledig kan weergeven; het resultaat is daarvan veeleer een afspiegeling. Een deel van het schrijsproces is niet gedocumenteerd, en het onderzoek kent onvermijdelijk interpretatieve beslissingen op cruciale momenten. Wie uitspraken doet over verbindingen en verbindingsmogelijkheden tussen gedichten, kan de inhoudelijke kant van de gedichten niet buiten beschouwing laten. Ik moet me wat dat betreft binnen het bestek van deze inleidende beschouwing echter beperken tot die aspecten van de gedichten die relevant zijn voor het doel: licht werpen op de ordeningsprincipes van Van de Woestijne. De beknopte parafrasen van de gedichten die ik op verscheidene plaatsen geef, zijn niet meer dan een noodzakelijk hulpmiddel in mijn betoog. Een interpretatie die recht doet aan de gedichten blijft noodgedwongen achterwege. Daar komt bij dat het aantal clusters van gedichten dat Van de Woestijne maakte (in plannen, in voorpublikaties, door selectie, door definitieve opneming in bundels et cetera) te groot is om hier alle afzonderlijk bestudeerd te worden. Ik heb me gericht op gevallen die het inzicht in de compositietechniek van Van de Woestijne helpen vergroten. Het is overigens de vraag of het zinvol zou zijn alle door Van de Woestijne gevormde combinaties van gedichten te onderzoeken: een deel ervan zou tot weinig (nieuwe) gegevens leiden. Wie meer van de aangetroffen clusters wil bestuderen of de poëzie in Wiekslag om de kim vanuit een andere invalshoek wil benaderen, vindt in deze editie uiteraard wel de benodigde gegevens. De door mij toegepaste benadering van een corpus gedichten op macrostructureel niveau is onzekerder dan bestudering van de genese van het afzonderlijke gedicht. In het laatste geval biedt vooral grammaticale, en in iets mindere mate lexicologische kennis de onderzoe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ker veel houvast bij beslissingen die hij niet op louter grafische gronden neemt en waar dus een interpretatief moment optreedt.Ga naar voetnoot3 Maar er is met betrekking tot de ordening van gedichten geen conventie of systeem van regels en normen op grond waarvan mogelijkheden en keuzen van de dichter beoordeeld kunnen worden, of een ander omlijnd houvast bij het zoeken naar onderliggende verbanden. Die ‘conventie’ is het poeticaal systeem van de dichter zelf, en het verkrijgen van inzicht daarin is nu juist doel van het onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 PresentatieOm de ontstaansgeschiedenis overzichtelijk te kunnen presenteren, heb ik een verdeling in episoden gemaakt. De verdeling van de volgende hoofdstukken is daarop gebaseerd. Na de vroegste plannen voor een grote compositie en de opgetekende wijzigingen (hoofdstuk 2) en de voorbereiding van de oorspronkelijk eerste - niet gerealiseerde - bundel (hoofdstuk 3), wordt de omvorming van dat materiaal tot De modderen man besproken (hoofdstuk 4). Na hoofdstuk 5, een intermezzo over belangrijke veranderingen in Van de Woestijnes poëzie, bespreek ik de voorstadia van respectievelijk God aan zee en Het berg-meer in de hoofdstukken 6 en 7. In het laatste hoofdstuk worden Van de Woestijnes uitlatingen over de trilogie gegeven en tracht ik de bevindingen betreffende Van de Woestijnes compositiepoetica in een breder perspectief te plaatsen. De feitelijke documentatie van de ontstaansgeschiedenis is telkens zoveel mogelijk afzonderlijk, aan het begin van de desbetreffende hoofdstukken, gepresenteerd: welke aantekeningen er zijn, welke gedichten er in het geding zijn en hoe die gedichten in verschillende situaties (in ontwerpen, in tijdschriften en in de bundels) geordend zijn. Daarna wordt het ordeneningsproces bezien, en zal ik nagaan of er conclusies mogelijk zijn met betrekking tot Van de Woestijnes intenties op dat gebied. |
|