| |
Deel 1. Lyrische poëzie
Gebundeld werk
- | Werken. Eerste deel. Lyriek I. Vroegere gedichten; Het vader-huis [eerste druk, handpers J. de Praetere, Sint-Martens-Latem, overgenomen door L.J. Veen, Amsterdam, 1903; tweede druk in Verzen, Bussum, C.A.J. van Dishoeck, 1905; derde druk, idem 19142]; De boom-gaard der vogelen en der vruchten [eerste druk in Verzen 1905; tweede druk in idem 19142]. Bussum, C.A.J. van Dishoeck, 1928. |
- | Werken. Tweede deel. Lyriek II. De gulden schaduw [eerste druk Bussum, C.A.J. van Dishoeck, 1910]. Met weglating van de ‘Poëmata’, die ‘naar een later deel’ van de editie Werken verschoven werden. Bussum, C.A.J. van Dishoeck, 1928. |
- | Substrata. Geschreven en verlucht door Leo Marfurt. Antwerpen, De Sikkel-Santpoort, Mees, z.j. [1924]. |
- | Het zatte hart. Arnhem, Hijman, Stenfert Kroese & Van der Zande Boekverkopers, 1926. |
- | Het menschelijk brood [eerste druk, Bussum, A.A.M. Stols, 1926]: leestekst Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996. |
| |
| |
- | De modderen man [eerste druk, Brussel, Het Roode Zeil, 1920]: leestekst Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996. |
- | God aan zee [eerste druk, Bussum, A.A.M. Stols, 1926]: leestekst Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996. |
- | Het berg-meer [eerste druk, Bussum, A.A.M. Stols, 1928]: leestekst Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996. |
| |
Niet gebundelde en nagelaten gedichten
In de afdeling ‘Niet gebundelde en nagelaten gedichten’ wordt de tekstkeuze gehandhaafd van de afdeling ‘Niet gebundeld en nagelaten werk’, zoals vastgelegd door P. Minderaa in diens editie van het Verzameld werk van Karel van de Woestijne, deel 1 (Brussel, A. Manteau, 1948). Op die manier worden alle ‘gecanoniseerde’ of bekende teksten van Van de Woestijne behouden.
Minderaa ging hierbij uit van de editie Nagelaten gedichten 1942 (die zelf een vermeerderde uitgave is van de gelijknamige luxe-uitgave van 1931), die hij vervolledigde met wat hem inmiddels bekend was geworden.
In de samenstelling van de afdeling ‘Niet gebundelde en nagelaten gedichten’ zijn voor deze editie geen wijzigingen aangebracht. Wel zijn er enkele verschuivingen in de volgorde van de gedichten, doordat in enkele gevallen een preciezere datering mogelijk is geworden.
De gedichten worden hier, in overeenstemming met het principe dat in het geheel van deze editie wordt gehanteerd, afgedrukt volgens de chronologisch laatste (tijdschrift)publicatie die nog tijdens het leven van de dichter is verschenen en die dus als de laatste geautoriseerde versie kan worden beschouwd. Mede hierdoor wijken de teksten in veel gevallen aanzienlijk af van de bekend geworden presentatie ervan door P. Minderaa in diens editie van het Verzameld werk, deel 1. Deze verschillen hebben echter vooral te maken met het feit dat de weergave van de teksten in de afdeling ‘Niet gebundeld en nagelaten werk’ in de Verzameld werk-editie vrij veel onnauwkeurigheden vertoont.
De gedichten die een rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van het drieluik Wiekslag om de kim maar daarin niet werden gebundeld, worden hier afgedrukt volgens de leestekst die werd vastgesteld in de editie L. Jansen 1996 (deel 1. Teksten), waar ze zijn samengebracht in een Appendix (hieronder aangegeven als a, gevolgd door het nummer). Voor de gedichten a4, ‘Treed in. Gij die mijn hope en die mijn deernis zijt’ (p. 670), a7, ‘'k Hadde u gewijd mijn meest-geliefde logen’ (p. 671) en a 8, ‘Oud hart, dat niet bemind en heeft’ (p. 663) werd evenwel consequent de keuze
| |
| |
voor de laatste tijdschriftversie aangehouden omdat de basistekst in de Wiekslag-editie de vroegste tijdschriftversie volgt. Op de regel dat de laatste geautoriseerde versie wordt gevolgd, werd een uitzondering gemaakt voor ‘Gij draagt het gladde mom der dood’ (p. 683) omdat de eerste versie hier een extra strofe heeft.
| |
Overzicht van de basisteksten
- | ‘o God, ik heb den geur der vlieren om me henen’
De nieuwe gids 25 (1910), 1, p. 84 |
- | ‘Herfst-lied’
Vlaanderen 3 (1905), p. 560-561 |
- | ‘Herfstdeun’
De beweging 1 (1905), p. 293 |
- | ‘Kleine ode aan Constant Eeckels’
Vlaanderen 4 (1906), p. 22-23 |
- | ‘o Gij, wier vreez'ge zorg ten spiegel van mijne oogen’
Vlaanderen 4 (1906), p. 224 |
- | ‘Aan een zeer jong meisje’
Elsevier's geïllustreerd maandschrift 17 (1907), p. 187 |
- | ‘Ik heb de heemlen vol gezien’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 1, p. 332-333 |
- | ‘Ach neen, 't en is de troost nog niet’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 1, p. 332 |
- | ‘In lage leêgte neêr-geleid’
Groot Nederland 7 (1909), 1, p. 463 |
- | ‘De zon staat al den over-kant’
Dietsche warande & Belfort 9 (1909), 11, p. 50 |
- | ‘Ik adem bij de goden’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 1, p, 329 |
- | ‘Anijs, anijs, o plots gerezen’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 1, p. 332 |
- | ‘o Schaêmle liefde-vlam, die brandt’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 1, p. 333 |
- | ‘Ik heb een menigvuld'ge vacht’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 11, p. 150 |
- | ‘Toen ik de reize heb aanvaard’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 11, p. 150 |
- | ‘o Van 't ongerept ontroeren’
Groot Nederland 8 (1910), 11, p. 53 |
| |
| |
- | ‘Ik dorst uw roerloosheid te naêdren’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 1, p. 331 |
- | ‘Ter loome zee met slappe zeilen’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 202 (a 10) |
- | ‘Regen, regen in den tuin’
Onze eeuw 12 (1912), 1, p. 151 |
- | ‘Uit eene “Ode aan Hugo Verriest”’
Vlaamsche arbeid 8 (1913), p. 251 |
- | ‘Liederen’. Aan een kind i-v
De ploeg 7 (1914), p. 133-137 |
- | ‘Hupnos en Thanatos’
De ploeg 5 (1912-1913), p. 148-155 en 161-167 |
- | ‘Beschouw dit grauwend aangezicht. Gij zult er vinden’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 201 (a 9) |
- | ‘De tuinen galmen in de walmen van den herfst’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 203 (a 11) |
- | ‘Oud hart, dat niet bemind en heeft’
Dietsche warande & Belfort 12 (1911), 1, p. 330-331 |
- | ‘Wij, de Armen die den Geest verzaakten’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 211 (a 18) |
- | ‘Laat uw trage wake duren’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 206 (a 13 ) |
- | ‘Ik weet dat ik mijn dood bereid, wanneer ik wil’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 207 (a 14) |
- | ‘Zingen, hoe de donkre wereld’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 192 (a 3) |
- | ‘Eenvoudige arbeid, als een brood dat geurt en blankt’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 210 (a 17) |
- | ‘Want neen: geen spijt'ge doem om wat het heiligst is’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 208 (a 15) |
- | ‘Treed in. Gij die mijn hope en die mijn deernis zijt’
De gids 78 (1914), i, p. 195 |
- | ‘'k Hadde u gewijd mijn meest-geliefde logen’
De gids 76 (1912), i, p. 111-112 |
- | ‘Vermits géen dag me ooit wekt en nog deze oogen open’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 204-205 (a 12) |
- | ‘o Trouwe vriend der oude dagen’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 194 (a 5) |
- | ‘Zal ik rusten?’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 195-197 (a 6) |
- | ‘Europa ronkt en rilt alonder 't stompe stampen’
|
| |
| |
| Nieuwe Rotterdamsche Courant, 4 september 1914 (ochtendblad) |
- | ‘Ik ben het eeuwig bed; het eeuwig-leêge’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 209 (a 16) |
- | ‘Gij draagt het gladde mom der dood’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 213 (a 20) |
- | ‘Opdrachtelijk sonnet’
De bestendige Aanwezigheid door Karel van de Woestijne. Bussum 1918, p. [11] |
- | ‘Ontmoeting met Dante i-viii’
De gids 85 (1921), p. 329-336 |
- | ‘'k Zwelg in versterven, ik die van het heetst begeeren’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 214 (a 21) |
- | ‘Gij, die geen Vader wezen zult’ Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 215 (a 22) |
- | ‘Ik doe mijn maal van zuivel, brood en noten’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 218 (a 24) |
- | ‘Gij die ik deelzaam in mijne eeuwigheid’
Wiekslag om de kim, ed. L. Jansen 1996, p. 220 (a 26) |
- | ‘'t Gewicht van vijftig jaar, o God, in Uwen schoot’
Gedichten van Karel van de Woestijne gekozen uit zijn bundels Verzen, De Gulden schaduw, De modderen man, Het zatte hart, God aan zee, Het berg-meer. Uitgegeven ter gelegenheid van zijn vijftigsten verjaardag op 10 maart 1928 [door J. Greshoff]. Haarlem 1928, p. 63 |
- | ‘Verbeurd van alles, - o verscheurde droom-gemoedren’
Karel van de Woestijne, Nagelaten gedichten. Brussel (1942), p. 77 |
- | ‘Ik wil geen ander heil, in 't schaad'wen van dit leven’
Karel van de Woestijne, Nagelaten gedichten. Brussel (1942), p. 78-79 |
| |
Keuze uit de niet gebundelde en nagelaten jeugdpoëzie
Ook in de afdeling ‘Keuze uit de niet gebundelde en nagelaten jeugdpoëzie’ is de tekstkeuze gehandhaafd zoals die door Minderaa is vastgelegd in diens editie van het Verzameld werk, deel 1. De afdeling ‘Keuze uit de niet gebundelde en nagelaten jeugdpoëzie’ is voor deze editie echter aangevuld met enkele gedichten die de oorspronkelijke reeks vervolledigen waarin ze zijn gepubliceerd. Het gaat om vijftien gedichten, die hier dus voor het eerst worden herdrukt:
‘Jezus van Nazareth’ ii, iii en iv |
‘Klinkdichten’ ii en iv |
| |
| |
‘Gothiekbeeldjes’ ii, iv en v |
‘Verzen’ i, ii, iii en v |
‘Ad rem ipsam ibimus’ ii en iii |
‘Mare magnum’ ii |
Ze worden, samen met de overige gedichten van de afdeling ‘Keuze uit de niet gebundelde en nagelaten jeugdpoëzie’, afgedrukt in de versie van hun oorspronkelijke tijdschriftpublicatie.
| |
Overzicht van de basisteksten
- | ‘Chi lo sa’, in Land en volk 1893, p. 60 (ook in De stormloop 1893, daar ondertekend C. der Woestenye); ‘Schemering’, in Land en volk 1893, p. 169-170; ‘Farao’, in Vlaamsch en vrij 1893, p. 3; ‘Een huisken: leemen muren’, in Eigen haard 1893, p. 380; ‘Geheimvol door 't duister omsluierd’, in Eigen haard 1893, p. 475; ‘Een echte Vlaamsche herberg’, in Eigen haard 1893, p. 518; ‘De orgeldraaiers’, in Vlaamsch en vrij 1894, p. 166; ‘Sub jugo’, in Vlaamsch en vrij 1894, p. 219; ‘Azaleeën’, in Vlaamsch en vrij 1894, p. 249; ‘Lente in 't grijs’, in Vlaamsch en vrij 1894, p. 360; ‘Het lied der oude huizen’, in Vlaamsch en vrij 1894, p. 390; |
- | de volgende gedichten in De jonge Vlaming 1894:
in het speciale kerstnummer: ‘Kerstlied’ (p. 13) en ‘Jezus van Nazareth’ i-v (p. 28-32; de volledige reeks eveneens in Toussaint 1944, p. 157-159);
en verder, niet gepagineerd: ‘Evangelie’; ‘Klinkdicht’; ‘Het liedekin van den cusse’; ‘Liedt’; ‘Het lied der markiezinnen’; ‘Klinkdichten’ i-iv; ‘Octobertuin’; |
- | in De jonge Vlaming 1895:
‘Mijn schip’; ‘Kameeën. i Sappho, ii Dionusos’; |
- | ‘Gothiekbeeldjes’ i-v, in Nederlandsch museum 1895, p. 138-142; ‘Verzen’ i-v, in De toekomst 1895, p. 366-368; ‘Sonnet’, in Ontwaking 1896, p. 59; ‘o Werkt mijn weel'ge zee 't wijd breiden van het licht’, in Van nu en straks, Nieuwe reeks i, 3 (mei 1896), p. 174 (derde deel van ‘Zang om de lente’); ‘Herfst’, in Van nu en straks, Nieuwe reeks i, 4 (augustus 1896), p. 197-198; ‘Storm-zang’, in Van nu en straks, Nieuwe reeks i, 4 (augustus 1896), p. 199-200; |
- | de laatste gedichten verschenen in Letterkundige bundel T.L.G. De Heremans' zonen, Gent 1897: ‘Wêergeboorte’ (p. 101-102); ‘Ad rem ipsam ibimus’ i-iii (p. 148-149); ‘Mare magnum’ i-iii (p. 164-165); ‘Vier oden van Anakreioon’ (p. 176-178). |
| |
| |
Een volledige bibliografie van het jeugdwerk is opgenomen in de oorspronkelijke proefschriftversie (Universiteit Gent 2002) van Vandevoorde 2006.
|
|