Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 666] [p. 666] [Ik weet dat ik mijn dood bereid, wanneer ik wil] Ik weet dat ik mijn dood bereid, wanneer ik wil dat ik van schoonheid slechts, als eenig heul, zal leven. Maar, waar gij mij dit heul één enklen stond kunt geven, doe dat ik sterve, o Dood, en mijn begeeren stil. Ik weet dat ik niet scheppen zal, dan door 't bereiken der vrijheid die mijn ziel heur aardsche grenze' ontknecht. Gedoog dan, God, dat ik mijn scheppings-daad beslecht door met mijn bloed de schaal des lijdens te verrijken. - Doch eischt gij, Dood, die weet wat mij te wachten staat, dat ik mijn leve' in leelijkheid en leêgheid slijte; - groeft gij, mijn God, opdat 'k me-zelf mijne onmacht wijte, dees bittre plooien, strak en stroef, in mijn gelaat: o laat dan toe, gij Dood, dat ik mijn hunkren loone, mijn schoonheids-hunkren met de speren van mijn spot; verknecht mijn rooden scheppings-drang; maar geef, o God, dat ik mijn knechtschap in mijn woede-woorden hone. Vorige Volgende