Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 637] [p. 637] III Gij die, waar 'k iedren ochtend ga', me stuurt uw wonn'ge vreugde na, dat zij mijn moeite schrage; maar iedren nacht mijn keeren beidt - o kind dat mijn ontberen zijt, - met grooter geeren te elken dage: ik ga, en iedren morgen voel 'k uw kus me aan 't voorhoofd, week en zoel, en lengerhande droogen; en, naar de dag zijn einde naêrt, rijst lengerhand me lippe-waart een kus die hunkert naar uwe oogen. Dan waakt mijn blik, tot de uwe wijk' naar 't gloren van uw droomen-rijk. Dan keer 'k ten eigen nachte en slape. - En 'k voel in de' eigen droom hoe 'k zal ontwaken in den schroom van uw wijde oogen, die mij wachten... Vorige Volgende