Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] De moeder en de zoon de moeder Ik draag u aan mijn hart, al ben ik járen-zwaar. Voelt ge mijn adem als een vlamken op uw haar?... de zoon Ach, zwijg: ge zijt een vróuw langs leêge levens-straten... de moeder Hoe, heb ik niet mijn zoen op uw gelaat gelaten? de zoon Uw zoen is op mijn mond gelijk mijn tranen: zóut... de moeder Mijn zoon, mijn zóon; ik ben voor u als duister goud... Zíet ge mij niet, om u zoo troostloos-droef te wanen? de zoon Mijn moeder, 'k zie u vréemd in 't licht van mijne tranen... de moeder Bemínt ge mij dan niet, mijn kind?... Zie hoe ge leeft in iedren tragen traan die in mijne oogen beeft. Ziet ge niet heel uw leve' in mijn grijze oogen leven? de zoon Neen, arme moeder... [pagina 66] [p. 66] de moeder Noch uw wonder-dolste daên die vrédig als een herfst over mijn lippen gaan, mijn zóon? de zoon Ik heb mijn wil een hárder beeld gegeven; een ándre vrouwe leeft voor mijne onsterflijkheid... Des ben ik droef, o vrouw die mijne moeder zijt. Kán ik nog de' uwen zijn? de moeder Helaas, de schoone dagen om uwe liefde en vreugde in deemoed stil gedragen;... - en thans, in úwe aanwezigheid, zoo gansch alléen... Ziet ge niet dat ik ween? de zoon ...Ziet ge niet dat ik ween? Vorige Volgende