Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] [Kom, laat ons gaan door 't land der herfsten... Ooft-beladen] Kom, laat ons gaan door 't land der herfsten... Ooft-beladen glooit, in haar vruchten-rust, naar 't laatste dage-rood, glooit de Aarde, in 't plooiën-kleed der goud-zwaar' herfst-gewaden, moede als een moeder is van voede' en van verzaden, zóo, moede en blijde, in de armen van den dood, - in de open armen van den dood, zoet als de haven, waar zware tochten zich aan hope komen laven; in de open haven, zalig als een moeder-schoot... Kom, laat ons gaan door 't land der herfsten... Zomer-dagen laaiën hun laatsten brand van zwaar gebroei... - o Kind dat vóor mijn weze' uw wijze liefde hebt gedragen, en al de sterren weet die we in veel nachten zagen, en de' adem van den Tijd door de' adem van den wind: zomer laait uit nu, kind, in 't staêge licht-vervagen; de aard laat de barens-daad in vlije rust vertragen, en 'k voel dat de eeuwigheid in deze' avond begint... We zullen gaan door 't land der herfsten, en, verloren in herfstige eenzaamheid, zal ons véel vrede zijn. Zie, de avond graaft in de aard zijn laatste zonne-voren; en wij, - ons liefde werd in wétens-ernst geboren, - 't geweten van den herfst zal om ons leden zijn... Ons liefde is moe van lam gezeur en mooie logen... We gaan door 't land van herfst, - o, sluit uw lévende oogen, - we gaan ten zoeten dood in 't kallem aard-gedein. Vorige Volgende